H3 lezen opdracht 3 bespreken + 4 maken. Start H4 woordenschat

Woordenschat
H4 woordenschat
Voor - en achtervoegsels
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
H4 woordenschat
Voor - en achtervoegsels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
1. Oefentoets bespreken (herhaling vorige les)

2. Nieuw lesdoel
3. Uitleg
4. Aan de slag
5. Controle lesdoel

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Je kunt uitleggen wat voor- en achtervoegsels zijn én hier voorbeelden van geven. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke begrippen
  • Voorvoegsel
  • Achtervoegsel
  • Grondwoorden (of: kernwoorden)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorvoegsel + grondwoord + achtervoegsel
            ont       +     vlam     +    baar 
              ge       +     berg     +    te 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsel (1)
- een stukje voor het woord
- daardoor verandert het woord van betekenis
- kan je helpen om de betekenis van een woord te vinden 

Bijvoorbeeld: 
on (=voorvoegsel) + rustig = onrustig

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsel (2)

Bijvoorbeeld:

her (= voorvoegsel) + gebruiken = hergebruiken    her = opnieuw

mis + dragen = misdragen    mis = verkeerd, fout 

non + fictie = nonfictie    non = niet, zonder 

ex + vriend = exvriend    ex = niet meer 

on + zeker = onzeker     on = niet 

Een (kern)woord met een voorvoegsel noemen we een afleiding.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Achtervoegsels (1)
Er zijn veel woorden die eindigen op -heid, -lijk, -ing, -ig, -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels,
je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Vrolijk

Slide 8 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Achtervoegsels
Achtervoegsels zijn vaste stukjes aan het eind van een woord. 
Achtervoegsels zeggen iets over het woord waar ze achter staan. 

Vervangbaar, blijheid, kinderlijk

-baar: zegt wat je ermee kunt doen.
-heid: zegt iets over hoe iemand of iets is.
-lijk: zegt wat van of voor iemand of iets is.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van achtervoegsels:
-je, -tje, -pje, -kje : autootje, zomerkoninkje
-loos :geluidloos, achteloos
-ig : prachtig, doorzichtig
-achtig : zoethoutachtig, geelachtig
-schap : vriendschap, draagmoederschap
-heid : schoonheid, traagheid
-lijk : koninklijk, hoofdzakelijk

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

grondwoord (of: kernwoord)
Een grondwoord is een woord waarbij je een voorvoegsel en achtervoegsel kunt schrijven.

ongebruik(e)lijk

Door te kijken naar een grondwoord, voorvoegsel en achtervoegsel kun je de betekenis van een woord achterhalen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Je maakt opdracht 1 t/m 3 (blz. 102)

Je werkt 15-20 min (samenwerken mag)

Klaar? Lees verder in je leesboek

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorvoegsel van: geblaf

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het achtervoegsel van: beestachtig

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies