In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
LE PASSÉ COMPOSÉ
met avoir en être
Slide 1 - Tekstslide
De passé composé
bestaat uit 2 delen:
1: Hulpwerkwoord avoir of être
2: Voltooid deelwoord
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Wat zijn de vormen van het werkwoord être ?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Video
Vervoegen met être
aller
arriver
entrer
rentrer
rester
monter
Slide 6 - Tekstslide
Bijvoorbeeld (être)
Elle (aller) ......... Elle est allée
Nous (entrer) .... Nous sommes entrés
Pierre (monter)... Pierre est monté
Slide 7 - Tekstslide
Alle andere werkwoorden krijgen dus een vorm van avoir
Bijvoorbeeld:
Tu (regarder)... Tu as regardé
Vous (manger)... Vous avez mangé
Jean et Pierre (acheter) Jean et Pierre ont acheté
Slide 8 - Tekstslide
STAP 2
Maak het voltooid deelwoord
Slide 9 - Tekstslide
Voltooid deelwoord zelf maken:
Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats. Bijvoorbeeld: regarder --> regarder --> regard --> regardé
Je werkwoord eindigt op -ir: haal -ir weg en zet er een i voor in de plaats.
Bijvoorbeeld: finir --> fin--> fini
Je werkwoord eindigt op -re: haal -re weg, zet er een u voor in de plaats. Bijvoorbeeld: attendre--> attend--> attendu
Slide 10 - Tekstslide
STAP 3
LET OP!!!!
Deze stap doe je alleen als je bij stap 1 gekozen hebt voor être!
Slide 11 - Tekstslide
Deze stap alleen doen als je voor être gekozen hebt!
Is het onderwerp van je zin (het onderwerp staat vóór de vorm van être):
vrouwelijk enkelvoud (elle of een meisjesnaam of vrouwelijk persoon): zet een extra -e achter het voltooid deelwoord. Bijv. Elle est allée
Mannelijk meervoud (ils of nous of vous): zet een extra -s achter het voltooid deelwoord. Bijv. Ils sont entrés
Vrouwelijk meervoud (elles of meerdere meisjesnamen of vrouwelijke personen): zet een extra -es achter het voltooid deelwoord. Bijv. Elles sont montées
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
gagner
B
faire
C
aller
D
avoir
Slide 14 - Quizvraag
Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord avoir ?
A
rester
B
aller
C
regarder
D
entrer
Slide 15 - Quizvraag
Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
est regarder
C
est regardé
D
est regardée
Slide 16 - Quizvraag
Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?