Er was geen weduwe die ik in nood bracht, geen landbouwer die ik lastigviel, geen herder die ik verdreef, niemand van wie ik zijn arbeiders afpakte vanwege onbetaalde belastingen. Niemand was arm en niemand hoefde honger te lijden. Toen jaren van nood kwamen, liet ik alle velden inzaaien en voorzag ik de mensen van levensmiddelen.