SOVA P3 week 5

Diversiteit
SOVA periode 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Diversiteit
SOVA periode 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na de les weet je...
  1. Dat je mensen snel indeelt op basis van eigen indruk en daarmee bepaalde eigenschappen aan iemand koppelt.
  2. Dat je mensen beoordeeld maar dat dit ook bij jou zelf gebeurt.
  3. Dat je op basis van eigen ervaringen, beelden uit de media en de mening van anderen negatieve associaties hebt bij bepaalde groepen. Dit kan leiden tot negatieve vooroordelen en discriminatie.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diversiteit

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het begrip diversiteit wil zeggen dat mensen verschillen qua nationaliteit.
A
Eens
B
Oneens

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als bij een kind genderproblematiek speelt, kun je dat het beste negeren
A
Eens
B
Oneens

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als ouders een heel andere leefstijl hebben dan jij, dan is het prima om heel nieuwsgierig te zijn.
A
Eens
B
Oneens

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vooroordeel is een mening over iets of iemand, dat zich niet op feiten (kennis en/of ervaringen) berust.
A
Eens
B
Oneens

Slide 7 - Quizvraag

Een vooroordeel is een mening die niet op feiten, kennis, ervaring of waarneming is gebaseerd, en daarom niet-rationeel is. Voltaire definieerde een vooroordeel als een mening zonder oordeel.
Een vooroordeel is een mening over iemand of een groep mensen, zonder dat er rationele overwegingen aan ten grondslag liggen. Het gaat bijvoorbeeld over één geïsoleerd kenmerk van een stereotype. Als resultaat van generaliseringen ontstaan vooroordelen.
Een goede verklaring voor verschillen in communicatie is het verschil in cultuur.
A
Eens
B
Oneens

Slide 8 - Quizvraag

Dit kan een reden zijn. Je kan al ander communiceren dan iemand uit een ander gezin. En je kan hetzelfde communiceren binnen verschillende culturen>
De opleidingen die je gevolgd hebt, dragen bij aan jouw referentiekader; ze
beïnvloeden jouw communicatie.
A
Eens
B
Oneens

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Nederlandse manier van communiceren staat vooral de relatie centraal.
A
Eens
B
Oneens

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We gaan kijken naar een filmpje over diversiteit en het onderscheid dat jonge kinderen al maken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Belangrijk dus dat ook de rolmodellen diverser worden. Dit is gelukkig ook al aan het veranderen, kijk maar naar Disney.
Werkvorm ID kaart
1. Tweetallen maken
2. ID kaarten uitdelen
3. Persoon A in tweetal interviewt persoon B en vult de ID kaart in

Slide 14 - Tekstslide

bijlage in teamschat SOVA
Individuele opdracht
Waarin onderscheid jij jezelf van anderen?
Waarin voel jij je soms anders dan anderen?
Zie je bij jou op stage een divers aanbod aan boeken/spelmateriaal? 
Hoe wordt er bij jou op stage omgegaan met verschillen?




Slide 15 - Tekstslide

Denk bij laatste vraag bv. aan feestdagen op stage.
Groepsopdracht hokjesdenken
Verdeel het lokaal in 4 hokken &
Ga in het hok staan waar jij jezelf in zou plaatsen(wat past het beste bij jou?)

Ronde 1: Hok 1= Sportief Hok 2= Punctueel Hok 3= Onhandig Hok4= Vaak te laat
Ronde 2: Hok 1= Behulpzaam Hok 2= Geordend Hok 3= Grappig Hok4= Grappig
Ronde 3: Hok 1= Hondenmens Hok 2= Kattenmens  Hok 3= ? Hok4= ?


Slide 16 - Tekstslide

Vul hokken zelf in/aan

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies