l'adjectif - 27 mei klas 1

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme
- overhoren voca A, chapitre 7 (10 min)
- nakijken 1 t/m 11 (15 min)
- aantekeningen l'adjectif (20 min)
- pc D uitspraak (10 min)
- luisteropdrachten (10 min)
- huiswerk (20 min)

Slide 2 - Tekstslide

Overhoren voca A ( 10 min ) 
fermez vos livres!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

L'adjectif

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 

- het bijv.nw krijgt een extra –e bij --> een vrouwelijk woord 
- het bijv. nw krijgt een extra –s --> bij het meervoud

- voorbeelden:
Il est grand - ils sont grands
Elle est grande - Elles sont grandes

Slide 9 - Tekstslide

De plaats van l'adjectif
- In het Nederlands: altijd voor het zelfstandig naamwoord ( b.v een groen huis ).

- In het Frans: meestal achter het zelfstandig naamwoord ( b.v.
   Une maison verte.
)
Maar………………

Slide 10 - Tekstslide

- Soms staat het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord, namelijk bij de volgende woorden;

Beau, bon, petit
Haut, long, joli
Jeune, grand, nouveau
Vieux, mauvais, gros

Slide 11 - Tekstslide

Betekenis van deze woorden
Beau = mooi,
bon = goed, lekker
Haut = hoog,
 grand = groot
Joli = leuk, knap
jeune = jong
Long = lang,
nouveau = nieuw
Vieux = oud,
mauvais = slecht
Gros = dik,
 petit = klein

Slide 12 - Tekstslide

Dus....
 un garçon intélligent

Maar;

Un petit garçon

Slide 13 - Tekstslide

Onregelmatige vrouwelijke vormen

    man 
 beau
 long 
 nouveau 
 vieux 
 gros 
 bon
.

Vrouw 
 belle
 longue
nouvelle
vieille
 grosse
bonne

Slide 14 - Tekstslide

Zet het adjectif op de juiste plek
- een mooi huis. =  une .... maison .....
- de grote huizen. = les .... maisons .....
- een groen huis. = une ..... maison .....

Slide 15 - Tekstslide

Zet het adjectif op de juiste plek
- een mooi huis. =  une belle maison
- de grote huizen. = les grandes maisons 
- een groen huis. = une maison verte

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

In het Nederlands staan de bijvoeglijk naamwoorden altijd voor het zelfstandig naamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

In het Frans staan de bijvoeglijk naamwoorden altijd achter het zelfstandig naamwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal: een nieuwe film
A
un nouvelle film
B
un film nouvelle
C
un film nouveau
D
un nouveau film

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal: de mooie meisjes
A
les filles belles
B
les filles belle
C
les belles filles
D
les belle filles

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal:
De grote jongen

Slide 22 - Open vraag

Vertaal:
De hoge Eiffeltoren
A
La tour Eiffel haute
B
La haute tour Eiffel
C
La haut tour Eiffel
D
La tour Eiffel haut

Slide 23 - Quizvraag

Phrases-clés D, track 4
p. 97

- Je zegt de spreker na elke zin na.
- Als het fragment is afgelopen, kiest de docent steeds een tweetal uit die de rollenspel gaan uitvoeren.
- 10 minuten

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 12, track 3
- Lees wat de bedoeling is bij 12A en 12B
- Luister naar het fragment en geef antwoord op de vragen.



Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 12
12A: 1A, 2A

12b
:
1 vriendin, verjaardag
2 Amerikaans
3 niet goed
4 avonturen, romantische

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 16B, track 5
- Lees wat de bedoeling is bij opdracht 16B
- Luister naar het fragment en geef antwoord op de vragen.



Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 16B
1. en/an
2. on
3. en/an
4. on
5. on
6. en/an
7. on
8. en/an

Slide 28 - Tekstslide

les devoirs
- faire: 13 t/m 25
- apprendre: voca B

Slide 29 - Tekstslide