Isoleren met lucht

vandaag: Isoleren met lucht 
  • Doelen van vorige lessen ophalen met vragen 
  • Lesdoelen bespreken 
  • Uitleg paragraaf 3.4 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

vandaag: Isoleren met lucht 
  • Doelen van vorige lessen ophalen met vragen 
  • Lesdoelen bespreken 
  • Uitleg paragraaf 3.4 

Slide 1 - Tekstslide

Lucht is een
A
Zuivere stof
B
Mengsel
C
Vaste stof

Slide 2 - Quizvraag

Warme lucht ..?
A
Stijgt op
B
Daalt
C
Zwaarder dan koude lucht
D
Krimpt

Slide 3 - Quizvraag

Waarom is er bij de grond meer luchtdruk dan hoog in de lucht?
A
Door de zwaartekracht
B
Door de warmte
C
Door de zon
D
Door de kou

Slide 4 - Quizvraag

De wet van Boyle zegt dat als het volume 2 keer zo klein word, de druk ook 2 keer zo klein word
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een manometer van een gasfles geeft een overdruk van 3,5 bar aan. Hoe groot is de echte druk in de gasfles?

Slide 6 - Open vraag

Je hebt een gasfles van 4 liter en 8 bar.
Je stopt al het gas van deze gasfles in een grotere gasfles van 10 liter.
Hoe groot is de druk in de grotere gasfles?

Slide 7 - Open vraag

Lesdoelen  
  • Je kunt uitleggen waarom wind een afkoelend effect heeft.
  • Je kunt uitleggen hoe je gebruikmaakt van convectiestroming om warmte door een ruimte te verspreiden.
  • Je kunt uitleggen waarom lucht een goede warmte-isolator is.
  • Je weet waarom isolatiematerialen grotendeels uit lucht bestaan en waarom hun dichtheid laag is.
  • Havo ook: Je kunt uitleggen waarom sporters na de finish meteen iets warms aantrekken. 

Slide 8 - Tekstslide

Als ik in de wind ga staan dan voelt het:
A
warmer
B
kouder
C
geen verschil

Slide 9 - Quizvraag

Het effect van wind
Hoe kan het dat je het 
koud krijgt als het waait?

Slide 10 - Tekstslide

Effect van wind
Wind geeft een afkoelend effect.
  • Als het windstil is, is de gevoelstemperatuur hoger dan wanneer het veel waait.
  • Dit komt omdat lucht isolerend werkt; als er geen wind is kan je lichaam moeilijk warmte kwijtraken. 
  • Als het daarentegen waait, kan er veel wind veel warmte meenemen, en koel je dus af. 

Slide 11 - Tekstslide

Convectiestromingen
  • Als lucht warm word, gaan de deeltjes veel meer uit elkaar zweven, hierdoor krijgt de warme lucht en lagere dichtheid en stijgt het op. 
  • Daarom is het bv. bovenin een sauna veel warmer in op de vloer heel koud. 
  • De verschillende stromen en lagen worden convectiestromingen genoemd. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Warme lucht blijft altijd dicht bij de grond.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Het is twee dagen achter elkaar 26 graden Celsius. Op de eerste dag is het windstil, en op de tweede dag waait het hard.

Op welke dag voelt de temperatuur kouder aan?
A
Eerste dag
B
Tweede dag
C
Maakt niet uit

Slide 16 - Quizvraag

Op welke dag is het daadwerkelijk kouder?
A
Eerste dag
B
Tweede dag
C
Maakt niet uit

Slide 17 - Quizvraag

Welke kant gaat de convectiestroming van warme lucht op?

Slide 18 - Open vraag

Waarom kan je meer warmte kwijtraken als het waait?

Slide 19 - Open vraag

Welke spullen ken je
die je tegen de kou beschermen?

Slide 20 - Woordweb

Lucht als isolator 
  • Lucht kan goed koelte tegenhouden en warmte isoleren. 
  • Als wij warmte binnen willen houden maken we ook gebruik van lucht.
  • Ook kleding en dekens maken gebruik van lucht; tussen de donsveren of andere vulling zit veel lucht dat de warmte binnenhoudt. 
  • Dit worden isolatiematerialen genoemd. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Voor verdamping is warmte nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Havo: afkoelen door verdampen
  • verdamping zorgt voor afkoeling
  • stoffen die snel verdampen voelen koud aan 

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk: 
H3 Lucht  

 Paragraaf 3.4 Isoleren met lucht - maak opdrachten 1 t/m 8
 Havo ook 9 en 10  

Slide 27 - Tekstslide