Inversie

• Handel
• MBO
• Middelbare school
• Studiejaar 1

Inversie in hoofdzinnen

grammatica

Inversie???

Inversie is het omdraaien van de gewone volgorde van een zin:

Bij inversie wisselen het onderwerp en het werkwoord van plaats. In de volgende zin is 'ik' het onderwerp en 'ga' het werkwoord.

Gewone zin: Ik ga naar school.

Inversie: Morgen ga ik naar school.

Begrijp je het? Juf M. legt het nog een keer uit. >>>>>

Inversie mag dus alleen als..

- Een zin vragend is en het antwoord ja of nee kan zijn.> 

Lezen wij elke dag een boek in de klas? >>>>>>> Ja/nee

- Een zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp > 

In de klas lezen wij elke dag een boek.

- Er een stukje zin voor de zin staat >  

Omdat lezen belangrijk is, lezen wij iedere dag een boek in de klas.

Woordvolgorde in een gewone zin

Wij

lezen

iedere dag

een boek

wanneer?

werkwoord

onderwerp

wat?

hoe?

in de klas.

waar?

Wij

lezen

soms

snel

in de klas.

Woordvolgorde in een ja/nee vraag

Ja, wij lezen iedere dag een boek in de klas.

wij

Lezen

iedere dag

een boek

wanneer?

werkwoord

onderwerp

wat?

hoe?

waar?

in de klas?

Woordvolgorde in een zin met inversie

wij

lezen

In de klas

een boek.

waar?

werkwoord

onderwerp

wat?

hoe?

wanneer?

iedere dag

Waar

een boek?

iedere dag

wij

lezen

Woordvolgorde in een zin met inversie

wij

lezen

Iedere dag

een boek

wanneer?

werkwoord

onderwerp

wat?

hoe?

waar?

in de klas.

Wanneer

lezen

wij

snel

in de klas?

Morgen gaat hij naar Amsterdam.

1. inversie
2. geen inversie

Ik vind sporten heel erg leuk.

1. inversie
2. geen inversie

Hij gaat daar naar school.

1. inversie
2. geen inversie

Gaat hij elke dag naar school?

1. inversie
2. geen inversie

Kookt hij samen met zijn vriend?

1. inversie
2. geen inversie

Ik denk het niet.

1. inversie
2. geen inversie

Zij heeft op school Nederlands geleerd.

1. inversie
2. geen inversie

Waarom snoept hij zo veel?

1. inversie
2. geen inversie

Volgende week gaan we naar de speeltuin.

1. inversie
2. geen inversie

Op school is hij altijd heel rustig.

1. inversie
2. geen inversie

Wat nu?

Nu gaan jullie zelf zinnen maken. Probeer het eerst zelf. Als je het niet weet mag je altijd om hulp vragen. Let goed op hoofdletters en ?.! dat kan helpen. 

Als je klaar bent kan je iets gaan lezen. (Diglin, Ster in lezen)

Denk aan:

1

2

3

4

lees

dit boek

in de klas.

Ik

1

2

3

4

moeten

we

naar de dokter.

Morgen

1

2

3

4

ga

jij

naar de super-markt?

Wanneer

1

2

3

4

5

heb

jij

gisteren

Waar

de boeken neergelegd?

1

2

3

4

5

ga

jij

in de vakantie

Hoe

naar Duitsland?

1

2

3

4

ben

vandaag

ziek.

Ik 

1

2

3

4

ben

jij

thuis?

Hoe laat

1

2

3

4

5

gaan

morgen

nieuwe schoenen kopen

Wij

bij de schoenen-winkel.

1

2

3

4

5

koopt

vandaag

heel veel koeiën

De boer

op de markt.

1

2

3

4

5

gaan

morgen

met de fiets

De meisjes

naar het strand.

Vind je deze les moeilijk?

😒🙁😐🙂😃