BBL Comm MZ 5.10 Introductie beroepshouding

Sociale Vaardigheden
5.10 introductie beroepshouding
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Sociale Vaardigheden
5.10 introductie beroepshouding

Slide 1 - Tekstslide

Welke karaktereigenschappen zijn belangrijk in jouw beroep?

Slide 2 - Open vraag

Beroepscode Phorza/NVMW
De beroepscode geeft duidelijk aan welke waarden sociaal-agogisch werkers in hun beroepsuitoefening belangrijk vinden, te weten: integriteit, betrokkenheid, rechtvaardigheid, een goed gevoel voor verhoudingen en relaties, respect, vertrouwelijkheid, assertiviteit, zelfbeschikking, representativiteit en empathie.

Slide 3 - Tekstslide

Beroepscode
Integriteit: betrouwbaarheid van binnenuit
Betrokkenheid: voelt zich verbonden met werk en cliënten
Rechtvaardigheid: gelijke behandeling en met een eerlijke verdeling van middelen.
Billijk handelen: wat is redelijk en wat niet?



Slide 4 - Tekstslide

Beroepscode
Goed gevoel voor verhoudingen en relaties: met  cliënten, collega's, leidinggevende, etc. Werkrelatie
Respect: de ander in zijn waarde laten en jouw waarden en normen niet opdringen. 
Vertrouwelijkheid: zorgvuldig omgaan met informatie over de cliënt en het respecteren van de privacy van de cliënt.
Assertiviteit: je grenzen op een goede manier aangeven.

Slide 5 - Tekstslide

Beroepscode
Zelfbeschikking
Representativiteit (een positieve en professionele uitstraling)
Empathie (inlevingsvermogen): schakelen tussen verschillende culturen, leefstijlen en generaties.

Slide 6 - Tekstslide

Je behandelt kinderen gelijkwaardig, je trekt niemand voor. Je handelen moet redelijk zijn. Welke waarde hoort hierbij?
A
Vertrouwelijkheid
B
Assertiviteit
C
Empathie
D
Rechtvaardigheid

Slide 7 - Quizvraag

Persoonlijke aangelegenheden bespreek je niet waar iedereen bij is. Je houdt de inhoud van een gesprek voor jezelf.
Welke waarde hoort hierbij?
A
Vertrouwelijkheid
B
Assertiviteit
C
Empathie
D
Rechtvaardigheid

Slide 8 - Quizvraag

Je kunt je in een ander verplaatsen en daardoor begrip opbrengen voor iemand die anders denkt dan jij.
Welke waarde hoort hierbij?
A
Vertrouwelijkheid
B
Assertiviteit
C
Empathie
D
Rechtvaardigheid

Slide 9 - Quizvraag

Je laat op een prettige manier weten dat je iets niet kunt of wilt doen. Ook laat je weten wat je wel of niet accepteert.
Welke waarde hoort hierbij?
A
Vertrouwelijkheid
B
Assertiviteit
C
Empathie
D
Rechtvaardigheid

Slide 10 - Quizvraag

Grondhouding
Je grondhouding is de basishouding die bij jouw persoonlijkheid hoort en onlosmakelijk verbonden is met jouw persoonlijke waarden en normen. Je grondhouding is zichtbaar in je gedrag. Vooral het ethische aspect van je houding is belangrijk en van invloed op je beroepshouding. Het gaat hierbij om de vraag wat je wel en geen goede handelwijze vindt.

Slide 11 - Tekstslide

Beroepshouding
In de maatschappelijke zorg ga je anders met mensen om dan in je privéleven. Het gaat er daarbij niet alleen om dat je op een professionele manier met collega’s en cliënten omgaat, je beroepshouding gaat ook over het omgaan met jezelf.

Slide 12 - Tekstslide

Mag je je eigen houding en gedrag bepalen? Je mag toch jezelf zijn?

Slide 13 - Open vraag

Beroepsethiek
Bij beroepsethiek gaat het om principes en regels waaraan je je als beroepsbeoefenaar bij de uitoefening van je beroep dient te houden.

Ethiek is de wetenschap die zich bezighoudt met de keuzen die te maken hebben met goed en kwaad.

Slide 14 - Tekstslide

Wettelijk kader

Grondwet;

Algemene wet gelijke behandeling (Awgb);
Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz);
Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp);
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO);
Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) / Wet Verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).




Slide 15 - Tekstslide

Grondwet

In artikel 1 van de Nederlandse Grondwet staat: 
‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’

Slide 16 - Tekstslide

Algemene wet gelijke behandeling (Awgb)

De Awgb verbiedt discriminatie en verplicht het om mensen gelijk te behandelen als het gaat om het aanbieden van werk, huisvesting, goederen en dienst, gezondheids- en welzijnszorg, onderwijs, maatschappelijke dienstverlening en recreatie.

Slide 17 - Tekstslide

Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz)

Deze wet verbiedt discriminatie wegens handicap of chronische ziekte bij het aanbieden van werk, huisvesting, goederen en diensten.

Slide 18 - Tekstslide

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)
* regels ter bescherming van de privacy van burgers (clienten en medewerkers).
* regels voor de registratie en het gebruik van persoonsgegevens door de overheid, bedrijven en organisaties.
* alleen de cliënt zelf en zijn directe zorg- en hulpverlener(s) mogen zijn dossier inzien.


Slide 19 - Tekstslide

Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)
gelijkwaardige arts-patiëntrelatie

In de WGBO is onder meer opgenomen dat een cliënt:
* ingelicht moet worden over de aard en het doel van de behandelingen;
* toestemming moet geven voor de handelingen;
* inzage heeft in zijn zorgdossier.

Slide 20 - Tekstslide

Wet Verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz/Bopz)
Regelt de gedwongen opname en behandeling van mensen die door een psychische stoornis een gevaar voor zichzelf of hun omgeving vormen. Deze wet geldt zowel voor de geestelijke gezondheidszorg als voor de psychogeriatrie en voor de verstandelijk-gehandicaptenzorg.

Slide 21 - Tekstslide

Welke houding en welk gedrag hoor je te vertonen als beroepskracht MZ? Als je je flink ergert aan een cliënt, dan
A
draag je die client over aan een collega
B
mopper je op de client en laat je merken dat je je ergert
C
onderzoek je je ergernis en probeer je niets te laten merken
D
vertel je client hoe ze zich anders moet gedragen

Slide 22 - Quizvraag

Welke houding en welk gedrag hoor je te vertonen als beroepskracht MZ? Als je een cliënt erg aardig vindt, dan
A
mag je hem voortrekken
B
mag je hem niet bevoordelen
C
is hij de leukste client
D
negeer je hem een beetje zodat anderen niets merken

Slide 23 - Quizvraag

Welke houding en welk gedrag hoor je te vertonen als beroepskracht MZ? Als een cliënt je iets persoonlijks vertelt, dan
A
mag je niet zomaar de rollen omdraaien en veel over jezelf vertellen
B
vraag je de client om de verhalen niet al te persoonlijk te maken
C
deel je ook dingen uit jouw privé leven
D
schrijf je het direct op in je dossier

Slide 24 - Quizvraag

Welke houding en welk gedrag hoor je te vertonen als beroepskracht MZ? Als een cliënt jou een tik geeft, dan
A
terugslaan. Is ze helemaal gek geworden?
B
kijk je de client niet meer aan
C
neem je een time-out om je boosheid te laten zakken
D
meld je je ziek bij je leidinggevende

Slide 25 - Quizvraag