Unité 3 : grammaire ww -er (1A, 12 mars)

La question du jour :
C'est quel jour aujourd'hui?
Tijdens het liedje: prends ton ordinateur, ton livre, ton cahier et un stylo.....
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

La question du jour :
C'est quel jour aujourd'hui?
Tijdens het liedje: prends ton ordinateur, ton livre, ton cahier et un stylo.....

Slide 1 - Tekstslide

La question du jour :
C'est quel jour aujourd'hui?
Quelle est ta matière préférée?

Slide 2 - Tekstslide

Le cours de français
 
Aujourd'hui c'est mardi 12 mars

Slide 3 - Tekstslide

Unité 3: Après les cours

Les buts du jour:

Je kent de dagen van de week en de schoolvakken
Je kent de vormen van de regelmatige werkwoorden op -er 

Programme:
Herhaling 'les jours de la semaine' et 'les matières'
Uitleg bij Grammaire I + online oefening
Maken oefeningen in boek


Quizlet 





Slide 4 - Tekstslide

Noem de dagen van de week in het Frans + de Nederlandse vertaling 

Slide 5 - Woordweb

Noem enkele schoolvakken in het Frans 

Slide 6 - Woordweb


Une exercice pour vous:


Zoek in apprendre 1 + 2 (page 100) Franse werkwoorden.
Schrijf ze in je schrift met de NL vertaling.

Wat valt jullie op?





Slide 7 - Tekstslide



Bonjour!

Je suis à l'école. Je regarde dans mon agenda. Nous commençons avec l'histoire. Mes amis parlent toujours pendant le cours. 
Le prof donne beaucoup de devoirs. Après l'école je demande à ma mère: tu me donnes un gateau?


Zien jullie werkwoorden in deze tekst?
Wat valt jullie op?




Slide 8 - Tekstslide

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op-er. 

Slide 9 - Tekstslide

De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 10 - Tekstslide

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 11 - Tekstslide

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER
Aantekening:

Slide 12 - Tekstslide

Les verbes réguliers en -ER
Aantekening !!

Slide 13 - Tekstslide

De uitgangen van de présent van de werkwoorden op -er zijn: stam+
A
es/es/e/ons/ez/ent
B
es/es/es/ons/ez/ont
C
e/es/e/ont/ez/ent
D
e/es/e/ons/ez/ent

Slide 14 - Quizvraag

Werkwoorden op ER
Nous parl... français!
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging:
Je/J' ... de la guitare!
A
jouons
B
joues
C
jouent
D
joue

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging:
Maria ... les maths
A
détestes
B
détestons
C
déteste
D
détestent

Slide 17 - Quizvraag

Eva et Luc ______ (travailler) ensemble.

Slide 18 - Open vraag

Vous __________ (donner) une bonne note?

Slide 19 - Open vraag


Hoe ging het ?
A
Appeltje eitje !!
B
Paar foutjes, verder goed.
C
Wel oké, beetje moeilijk
D
Pfff, snap er niks van!

Slide 20 - Quizvraag

Quoi ?
Faire exercice 8A t/m 8E  = regelmatige werkwoorden -er

Comment ?
Online : 3.3, Grammaire I
En silence...

Combien de temps ?
15 minutes

Aide ?
Eerste vijf minuten zelfstandig. Ik loop langs voor hulp: steek je hand op!


timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

SO apprendre 1 t/m 4 : 20 maart

Les devoirs pour mercredi 13 mars

Faire (maken): 
exercice 8A t/m 8D - online ! = Grammaire I

Apprendre (leren): 
vocabulaire apprendre 1+2 en 3
(regelmatige werkwoorden) page 100+101

Slide 22 - Tekstslide



Les buts du jour


Je kent de dagen van de week en de schoolvakken
Je kent de vormen van de regelmatige werkwoorden op -er 

Gelukt ?

Slide 23 - Tekstslide

NAKIJKEN EX. (7), 8A, 9, 10
Blz. 85

Slide 24 - Tekstslide

Exercice 8A                                                         
1 Hou je van de school?  Ik kijk in mijn agenda.
2 Lees het rijtje, luister naar de uitspraak en zeg na. Leer het daarna uit je hoofd.
3 je joue 8
    elle aime 1
    tu habites 7
    il prépare -
    nous dansons 2
    vous téléphonez 4
    ils regardent 6
    on organise 3
    elle parle 5
 elle parle 5
4 je joue
 elle aime
 tu habites
 il prépare
 nous dansons
 vous téléphonez
 ils regardent
 on organise
 elle parle
5 De uitgangen -e, -es, en -ent spreek je op dezelfde manier uit.
6 tu aimes
 nous terminons
 ils détestent
 je commence
 il travaille
 vous protestez
 je regarde
 on présente
 tu invites









4 je joue
 elle aime
 tu habites
 il prépare
 nous dansons
 vous téléphonez
 ils regardent
 on organise
 elle parle

Slide 25 - Tekstslide

5 De uitgangen -e, -es, en -ent 
spreek je op dezelfde manier uit.
6 tu aimes
  nous terminons
  ils détestent
  je commence
  il travaille
  vous protestez
  je regarde
  on présente
  tu invites
 


Exercice 9 
A
B een rugtas = un sac à dos
Exercice 10 
1 matière - schoolvak
2 redouble - blijft zitten
3 pratique - doet aan
4 désolé - sorry
5 entrainement - training
6 souvent - vaak
7 difficile - moeilijk 
8 fort en - goed in





Slide 26 - Tekstslide

Ecouter exercice 11 
Prononciation








Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Slide 31 - Tekstslide