Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Werkwoordspelling
Werkwoordspelling voor Dummies
1 / 46
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
In deze les zitten
46 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling voor Dummies
Slide 1 - Tekstslide
Welk woord is niet
correct geschreven?
A
beste
B
wildt
C
vriendelijk
D
weegen
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
De persoonsvorm
Slide 7 - Woordweb
arrow-b=0
Slide 8 - Tekstslide
Stap 1: is het een pv of niet?
De persoonsvorm verandert als je de zin vragend maakt
De persoonsvorm verandert als je het aantal verandert
De persoonsvorm verandert als je de tijd verandert
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
''De auto werd gerepareerd in de garage''.
Slide 10 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
''De leraar controleert het huiswerk''.
Slide 11 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
''Hebben jullie de film Wicked al gezien?''
Slide 12 - Open vraag
arrow-b=0
Slide 13 - Tekstslide
Stap 2: tegenwoordige of verleden tijd?
De persoonsvorm verandert als je de zin vragend maakt
De persoonsvorm verandert als je het aantal verandert
De persoonsvorm verandert als je de tijd verandert
Slide 14 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
ik werd
hij kookt
ik gaf
zij leert
Slide 15 - Sleepvraag
Tegenwoordige tijd
Voorbeeld:
Hij ... brandweerman worden. (willen)
Stam: willlen - en = wil
wil + t = wilt
Hij wilt brandweerman worden.
Slide 16 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd
De uitzondering:
... jij snel geïrriteerd? (worden)
Jij/je achter de PV?
Dan schrijf je dit ik-vorm
Ik word dus:
Word jij snel geïrriteerd?
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Maak oefening 7 op de volgende website
Slide 19 - Tekstslide
www.cambiumned.nl
Slide 20 - Link
Werkwoordspelling voor Dummies - les 2
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Waarom is dit fout?
Slide 23 - Open vraag
Waarom is dit fout?
Slide 24 - Open vraag
Tegenwoordige tijd
Voorbeeld:
Hij ... brandweerman worden. (willen)
Stam: willlen - en = wil
wil + t = wilt
Hij wilt brandweerman worden.
Slide 25 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd
De uitzondering:
... jij snel geïrriteerd? (worden)
Jij/je achter de PV?
Dan schrijf je dit ik-vorm
Ik word dus:
Word jij snel geïrriteerd?
Slide 26 - Tekstslide
arrow-b=0
Slide 27 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden = veranderen in de verleden tijd
Lopen --> liep
Staan --> ?
Mag --> ?
Bij sterke werkwoorden test je of het een -d of een -t is door het woord langer te maken of door goed te luisteren
Slide 28 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden test je of het een -d of een -t is door het woord langer te maken, of door goed te luisteren
Hij mocht niet meedoen.
Zij stonden met z'n allen te wachten.
Slide 29 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden = veranderen niet van klank in de verleden tijd
Vertellen --> vertelde
Beantwoorden --> ?
Maken --> ?
Slide 30 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Je schrijft de ik-vorm + te(n) of de(n)
(-n bij meervoud zoals wij, jullie, zij)
Je kunt ‘t kofschip gebruiken als je twijfelt. Zit de laatste letter van de stam in ‘t kofschip? Dan is het t.
Slide 31 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
Slide 32 - Tekstslide
Je gebruikt het kofschip in de:
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
Slide 33 - Quizvraag
Gebruik: ´t kofschip
Hij ......... vroeger.
A
danste
B
danstte
C
dansde
D
dansdden
Slide 34 - Quizvraag
´t kofschip
De hardloper ... naar lucht.
A
hapde
B
hapte
C
hapdde
D
haptte
Slide 35 - Quizvraag
werkwoordspelling (vt)
Ik (besteden) veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteede
B
bestede
C
besteedde
D
bestad
Slide 36 - Quizvraag
De regel van het kofschip is voor:
A
klankveranderende werkwoorden (sterk)
B
klankvaste werkwoorden (zwak)
C
zowel sterke als zwakke werkwoorden
Slide 37 - Quizvraag
Ik …………….het al ( verleden tijd)
A
Vermoede
B
Vermoed
C
Vermoedde
D
Vermoedt
Slide 38 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van:
Ik knip mijn haar.
A
Ik knip mijn haar.
B
Ik knipte mijn haar.
C
Ik knipde mijn haar.
D
Ik knipt mijn haar.
Slide 39 - Quizvraag
WAT IS DE VERLEDEN TIJD?
werkwoord: vluchten
De dief .............
Slide 40 - Open vraag
Vul de pv in de verleden tijd in.
'Tijdens deze les ... ik iets over de verleden tijd, toch?' (leren)
A
leer
B
leerde
C
leerden
D
verzon
Slide 41 - Quizvraag
Verleden Tijd
Zij ........ hem in zijn zij.
A
port
B
porde
C
porte
D
pordde
Slide 42 - Quizvraag
Verleden tijd
A
wij stuntte
B
wij stunte
C
wij stunten
D
wij stuntten
Slide 43 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd "hij wordt"?
A
hij werd
B
hij werdt
C
hij wordde
D
hij wert
Slide 44 - Quizvraag
Maak oefening 3 op de volgende website
Slide 45 - Tekstslide
www.cambiumned.nl
Slide 46 - Link
Meer lessen zoals deze
groep 7 werkwoordcito oefenen
Maart 2023
- Les met
35 slides
nederlands
Primary Education
groep 7 werkwoordcito oefenen
19 dagen geleden
- Les met
35 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
Oktober 2024
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
20 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
Les 3 - Persoonsvorm verleden tijd
September 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,3
werkwoordspelling leerjaar 3 - 5.8
Juli 2023
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling
Mei 2024
- Les met
30 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
Spelling persoonsvorm in de vt
Juni 2019
- Les met
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1