Weer en klimaat 1.2

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Toetsbespreking
Hoe nu verder?
Begin nieuw hoofdstuk 1.2 ipv 1.1
Zelfstandig werken


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet welke klimaten er zijn en wat de klimaatfactoren zijn.
Je begrijpt op welke manier de klimaatfactoren het klimaat kunnen beïnvloeden.
Je kunt de ligging van de verschillende klimaten verklaren aan de hand van de klimaatfactoren.

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende klimaten

Slide 4 - Tekstslide

Klimaatextremen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Neerslag
In Nederland 800 mm per jaar

Slide 7 - Tekstslide

Waarom zijn er verschillende klimaten?
(klimaat = het weer, gemeten over 30 jaar)

Slide 8 - Tekstslide

Klimaatfactoren
  • Het verschil in klimaat wordt veroorzaakt door klimaatfactoren:
  1. Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder.
  2. Hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.
  3. De invloed van zee: in de zomer zorgt het water voor afkoeling en in de winter voor opwarming.
  4. De windrichting: waait de wind in Nederland uit het noorden, dan wordt het koud, en uit het zuiden warm.
  5. De gesteldheid van het aardoppervlak: water warmt langzaam op en koelt langzaam af, terwijl land snel opwarmt en snel afkoelt.

Slide 9 - Tekstslide

Breedteligging
  • Regel: hoe verder van de evenaar, hoe kouder
  • Invloed op temperatuur


Slide 10 - Tekstslide

Breedteligging

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Hoogteligging
Regel: hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt

  • 1000 M omhoog - 6˚C kouder

Slide 13 - Tekstslide

Invloed van de zee
  • Water neemt energie van zonstraling op als warmte
  • Water warmt langzaam op en koelt langzaam af

Zomer - invloed van zee = afkoeling
Winter - invloed van zee = opwarming 

In de winter is de zee relatief warm en in de zomer relatief koel




Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Lage breedte
  • Dicht bij evenaar 
  • tropisch regenwoud klimaat
  • Savanne klimaat
  • Steppe klimaat
  • Woestijn klimaat

Slide 16 - Tekstslide

Klimaten op lage breedte
  • De breedteligging is de afstand van een plaats tot aan de evenaar.

  • Klimaten op lage breedte wil zeggen: dichtbij de evenaar. Hier heb je geen seizoenen.
  • Dit zijn klimaten, zoals: tropisch regenwoud (0º), savanne, steppe en woestijn (23,5º N.B. en Z.B.).
Lage breedte

Slide 17 - Tekstslide

Tropisch klimaat
"Een klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 ºC en met het hele jaar door veel regen (2000-4000 mm per jaar)."

Slide 18 - Tekstslide

Savanneklimaat

Slide 19 - Tekstslide

Steppeklimaat
"Klimaat met weinig neerslag (200-500 mm per jaar) en een begroeiing van gras."

Slide 20 - Tekstslide

Woestijnklimaat
"Klimaat met meestal hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag (< 200 mm per jaar)."

Slide 21 - Tekstslide

Klimaten op gematigde breedte
  • Op gematigde breedte heb je seizoenen.

  • Hier liggen klimaten, zoals: landklimaat, zeeklimaat en Middellandse Zeeklimaat.
Gematigde breedte

Slide 22 - Tekstslide

Middellandse Zeeklimaat
"Gematigd klimaat met een droge zomer en een zachte winter met neerslag."
Bijv. Zuid-Europa

Slide 23 - Tekstslide

Gematigd zeeklimaat
"Klimaat waarin het verschil in temperatuur tussen zomer- en winter klein is (door de aanwezigheid van zee) en de neerslag het hele jaar door valt."
Bijv. NL / West-Europa

Slide 24 - Tekstslide

Landklimaat
"Klimaat met een groot verschil tussen zomer- en wintertemperatuur."
Bijv. Rusland

Slide 25 - Tekstslide

Klimaten op hoge breedte
  • Hoe dichter je bij de pool komt, hoe kouder het wordt. In deze klimaten zie je nauwelijks plantengroei meer.

  • Hier liggen klimaten, zoals: toendraklimaat, poolklimaat, hooggebergteklimaat.
Hoge breedte

Slide 26 - Tekstslide

Toendraklimaat
"Klimaat waarbij zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10 ºC komt."

Slide 27 - Tekstslide

Poolklimaat
"Klimaat waarbij de temperatuur altijd onder de 0 ºC blijft."

Slide 28 - Tekstslide

Hooggebergteklimaat
"De sneeuw- en ijsklimaat hoog in de bergen."

Slide 29 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stap 1: lees paragraaf 1.2


Slide 30 - Tekstslide

Stap 2: maak van paragraaf 1.2: opdracht 1 t/m 7

Slide 31 - Tekstslide

Sleep de klimaten naar de juiste locatie. Welk klimaat komt er voor op lage breedte, gematigde breedte en hoge breedte? 

Slide 32 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is hetzelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
D
Het klimaat is weer over lange periode en een groter gebied

Slide 33 - Quizvraag

Wat hoort bij weer en wat bij klimaat? Sleep het naar de juiste plek. 
Klimaat
Weer
Gemeten over 30 jaar
Kan elk moment veranderen
Een groot gebied
Een klein gebied

Slide 34 - Sleepvraag

Wanneer een klimaat dicht bij de evenaar ligt, ligt deze op ..... breedte
A
Hoge
B
Lage

Slide 35 - Quizvraag

De landen in Zuid-Europa hebben een ...
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Droog klimaat
D
Middellandse zee klimaat

Slide 36 - Quizvraag

Welk land ligt op hoge breedte?
A
Brazilië
B
Indonesië
C
Zweden
D
Spanje

Slide 37 - Quizvraag

Waarom heeft Nederland relatief zachte winters?

Slide 38 - Open vraag

Ik weet wat de vijf klimaatfactoren zijn
Ja
Nee

Slide 39 - Poll

Klimaatfactoren
  • Het verschil in klimaat wordt veroorzaakt door klimaatfactoren:
  1. Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder.
  2. Hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.
  3. De invloed van zee: in de zomer zorgt het water voor afkoeling en in de winter voor opwarming.
  4. De windrichting: waait de wind in Nederland uit het noorden, dan wordt het koud, en uit het zuiden warm.
  5. De gesteldheid van het aardoppervlak: water warmt langzaam op en koelt langzaam af, terwijl land snel opwarmt en snel afkoelt.

Slide 40 - Tekstslide