In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Bekijk het volgende filmpje en vul het volgende schema aan!
- punten
- vraagtekens
- uitroeptekens
- komma's
- dubbele punten
- Aan het einde van een zin
Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.
Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.
- Na of in sommige afkortingen
d.m.v. - m.a.w. - i.i.g.
dhr. - mevr. - mej.
max. - min. - nr.
- Na een vraag
Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?
'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.
- Om aan te geven dat iemand luid roept
'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.
- Om een bevel of waarschuwing aan te geven
Halt, of ik schiet!
Stop!
Kom hier!
- Maakt een zin overzichtelijker
- Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt
- Als pauzeteken in een zin
Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.
- Tussen de delen van een opsomming
Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.
- Tussen twee persoonsvormen
Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.
- Voor een opsomming
Je hebt nodig: een ei, een klontje boter en een snufje zout.
- In plaats van want of immers (uitleg)
Ik ga niet mee naar de film: ik moet huiswerk maken.
- Voor een aankondiging
Ik heb een nieuwtje: ik ga verhuizen naar Breda.