Tijd 2

Tijd 2
Je weet wat een jaar, kwartaal, maand, week en dag is
Je weet wat een decennium, eeuw en millennium is
Je kent het verschil tussen een analoge en digitale klok
Je weet wat temperatuur is

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tijd 2
Je weet wat een jaar, kwartaal, maand, week en dag is
Je weet wat een decennium, eeuw en millennium is
Je kent het verschil tussen een analoge en digitale klok
Je weet wat temperatuur is

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Een kwartaal is ...........
A
2 maanden
B
3 maanden
C
4 weken
D
een half jaar

Slide 5 - Quizvraag

Kijk naar de video
Stop als de video na 5 minuten.
Alleen de eerste 5 minuten zijn belangrijk.

Slide 6 - Tekstslide

Een eeuw is ................. jaar
A
10
B
100
C
1000
D
10000

Slide 7 - Quizvraag

Een jaar is ...................................weken
A
50
B
51
C
52
D
53

Slide 8 - Quizvraag

Een jaar heeft ....................... dagen.
2 antwoorden zijn goed!
A
363
B
364
C
365
D
366

Slide 9 - Quizvraag

een decennium is 
een millennium is 
10 jaar
1000 jaar

Slide 10 - Sleepvraag

winter
zomer

Slide 11 - Sleepvraag

Een klok met wijzers
noemen we een ..................................
A
digitale klok
B
analoge klok

Slide 12 - Quizvraag

Als het vriest is de temperatuur........
A
boven nul graden
B
onder nul graden

Slide 13 - Quizvraag

2,5 uur is ........... minuten
A
120
B
130
C
140
D
150

Slide 14 - Quizvraag

Een schrikkeljaar heeft ...........
A
364 dagen
B
365 dagen
C
366 dagen
D
367 dagen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe heet het voorwerp waarmee je warmte meet?
A
temperatuur
B
thermometer

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de temperatuur van je lichaam?
A
35 graden Celsius
B
36 graden Celsius
C
37 graden Celsius
D
38 graden Celsius

Slide 17 - Quizvraag

tijd 
temperatuur
mei
10.30 uur
31 dagen
40 graden C

Slide 18 - Sleepvraag

Waar denk je aan bij het woord TIJD?
Noem minstens 4 woorden.

Slide 19 - Woordweb

Einde les
Lever de les in.

Slide 20 - Tekstslide