Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je ouders
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de voetbalclub
D
je broer en zus
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi
Slide 15 - Quizvraag
Kijk het filmpje. 1. Welke gedragsregels overtreedt Mies? 2. Wat zou Mies anders kunnen doen? 3. Als we allemaal zo zouden reageren als Mies wat zou er dan gebeuren in een land?
Slide 16 - Open vraag
Welke stelling is juist?
1. Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.
2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving
Slide 18 - Quizvraag
Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school
Slide 19 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
1. Bij maatschappijleer bereid je je voor op deelname aan de samenleving.
2. Maatschappijleer sluit goed aan bij opleidingen in de zorg en bij de politie.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Hoe heb je meegedaan in de les?
sleep de ster naar je inzet van de les
super ik ben
trots
op mijzelf
prima
gedaan
had beter mee kunnen
doen.
Totaal geen zin. Niks gedaan
Niet echt.
Had meer kunnen
doen
Slide 21 - Sleepvraag
zelfreflectie: wat heb ik geleerd?
Beschrijf in 4 zinnen wat je hebt geleerd in de les.