3.3 Identiteit

3.3 Identiteit
3.3 Identiteit
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.3 Identiteit
3.3 Identiteit

Slide 1 - Tekstslide

1. Herhaling
2. Leerdoelen 3.3
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
Paragraaf 3.1 & 3.2

Slide 3 - Tekstslide

Waarden zijn principes die je belangrijk vindt in het leven
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

De dominante cultuur is de cultuur van een kleine groep mensen in de samenleving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Carnaval is onderdeel van..
A
Dominante cultuur
B
Subcultuur

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de drie basiswaarden van de dominante cultuur?

Slide 7 - Open vraag

aangeboren eigenschappen
aangeleerde eigenschappen
Je lengte
Je accent
Je moedertaal
Je talent voor voetbal

Slide 8 - Sleepvraag

Socialisatie gebeurt alleen thuis
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Dat kinderen in hetzelfde dialect als ouders praten komt door?
A
Imitatie
B
Informatie
C
Ervaringen

Slide 10 - Quizvraag

Manieren waarom mensen ervoor zorgen dat anderen zich aan de regels houden noemen we?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Tekst

Slide 14 - Tekstslide

Tekst

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Tekst

Slide 17 - Tekstslide

Tekst
Tekst

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Groepsgevoel betekent dat je je verbonden voelt met een groep mensen omdat je dezelfde gewoonten hebt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Groepsnormen zijn geschreven regels die bij een groep horen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Soms hebben groepen veel invloed op je. Wat kan er dan gebeuren door de groepsdruk?

Slide 25 - Open vraag

Wat betekent; Identiteit?

Slide 26 - Open vraag

Zelfstandig aan de slag
Werken
Klaar?
Huiswerk! 
Maken:
  • Paragraaf 3.3 in online methode

Hoe?
  • In lokaal of zone
  • Vraag? Steek je vinger op
  • Goed zo! Laat het zien aan de docent.
  • Krijg een andere opdracht  

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video