herhaling unit 3

bellwork: listening
BBC newsround

please write down keywords about today's episode in your notebook
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

bellwork: listening
BBC newsround

please write down keywords about today's episode in your notebook

Slide 1 - Tekstslide

herhaling unit 3

Slide 2 - Tekstslide

Comparative +

Superlative

Slide 3 - Tekstslide

Comparative and superlative 
                                      Revision of the comparative and superlative.


Slide 4 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
Woorden van 2 of meer lettergrepen of meer:
- Comparative: more more
- Superlative: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 5 - Tekstslide

Comparative & Superlative
Een of twee lettergrepen 
high
higher
highest
Woorden die eindigen op -y
easy
easier
easiest
Worden die eindigen op een klinker (a,e,i,o,u) en een medeklinker
big
bigger
biggest
Lange woorden met meer lettergrepen
expensive
more expensive
the most expensive
Exceptions
good
bad
better
worse
best
worst

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de comparative/superlative van strong?
A
more strong - most strong
B
stronger - strongest
C
strongerder - strongerdest

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de comparative/superlative van "happy"?
A
happier - happiest
B
happyer - happyest
C
happyr - happyst

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de comparative/superlative van "nice"?
A
nicier - niciest
B
niceer - niceest
C
nicer - nicest

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de comparative/superlative van "hot"?
A
hoter - hotest
B
hotter - hottest
C
hottier - hottiest

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de comparative/superlative van expensive?
A
expensiver/expensivest
B
more expensive/most expensive

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de comparative/superlative van beautiful?
A
beautifuller/beautifullest
B
more beautiful/most beautiful

Slide 12 - Quizvraag

wat weet je nog over de present continuous?

Slide 13 - Woordweb

Present Continuous 

Wat zijn de signaalwoorden van de present continuous?

Slide 14 - Tekstslide

wat zijn de signaalwoorden van de present continuous (waaraan herken je het in een zin?)

Slide 15 - Open vraag

Present Continuous
When
iets wat nu / op dit moment aan de gang is.
How
I                         am walking
he/she/it          is walking
you/we/they   are walking
Signal words
now, at the moment, look! shh!
Example 
The pupils are listening to the teacher.

Slide 16 - Tekstslide

Present continuous
Positive
Negative
Questions
I
am cooking now.
I am not cooking now.
Am I cooking now?
he/she/it
She is cooking now
She is not cooking now.
Is she cooking now?
we/you/ they
We are cooking now.
We are not cooking now.
Are we cooking now?

Slide 17 - Tekstslide

Present continuous  vs. present simple
Wat valt op? Wat benadrukt de present continuous?

Slide 18 - Tekstslide

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing

Slide 19 - Quizvraag

Present continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 20 - Quizvraag

> I walk, he walks
> I am walking
> He isn't doing.                                                               
> I don't go/ She doesn't go
> Do you go?/ Does she go? 
> Are you eating?
Present simple
Present continuous
present simple
present continuous
present simple
present continuous

Slide 21 - Sleepvraag

Present Continuous

We ... (to learn) about the present continuous.
A
are learning
B
is learning
C
am learning

Slide 22 - Quizvraag

check hw
ex. 5/6/7/8

Slide 23 - Tekstslide