Starters A1 lesson 1

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Engels starters

Lesson 1

Opbouw lesson 1

Deze lesson is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

- luisteren

- woordenschat (uitspraak en schrijven)

- lezen 

- spreken en gesprekken voeren

- schrijven (Engelse zinnen)

Luisteren

blz 20 van je boek

1.1 : luisteren naar de Engels tekst. Je zegt de Engelse zinnen na.

1.2 --> we luisteren nog een keer.  Jij luistert en zegt de stukjes na.

Tot slot: Lees de Engelse tekst voor jezelf helemaal.

Vragen over de tekst

Doe je boek dicht

Je krijgt een aantal vragen over de tekst om te checken of je de tekst hebt begrepen. 

Je antwoord in het Nederlands

In welke stad zijn Dave en Linda?

In de tekst staat: London is a very big city. Wat betekent "very big city?"

In welk deel van het land werken Dave en Linda?

1. zuiden
2. oosten
3. noorden
4. westen

Wat voor werk doen ze?

Waarom doen ze dat werk?

Woordenschat (uitspraak)

We gaan luisteren daar de woorden uit het woordblok

Dat doen we 2x. De eerste keer zeg je de woorden na.

De 2de keer: spreek de woorden uit. 

Had je de uitspraak goed? Zet een V achter het woord. 

Had je de uitspraak niet goed? Zet een X achter het woord.

Oefenen in 2-tallen

Kies 10 Nederlandse woorden uit het het woordblok.

Zoek een klasgenoot op. Benoem het Nederlandse woord en laat de ander het Engels uitspreken. Had diegene het goed?

Daarna draai je de rollen om!

Woordenschat (schrijven)

We hebben geoefend met het uitspreken van de woorden. 

We gaan nu oefenen met het schrijven van de Engelse woorden.

Dat doen we met verschillende oefeningen.

We starten met een sleepvraag.

Betalen

Pay

The

One

a few

Farm

Boerderij

de

1

een paar

Open vragen

Bij de volgende 10 vragen krijg je het Nederlandse woord te zien.

Typ het woord in het Engels

Zomer

werken

weken

Vakantie

Sterk

straat

stadje

makkelijk

klein

land

Sleepvraag

Er komt nu weer een sleepvraag.

je zien 6 voorzetsels (kastwoorden).

Zoek het goede Nederlandse en Engelse woord bij elkaar.

in

for

of

and

at

there

op

in

voor

van

en

er

Woorden typen

Tot slot nog een aantal Nederlandse woorden.

Typ het goede woord in het Engels

het noorden

is niet (geen afkorting)

het maakt

helpen een handje

grote stad

komen uit

Gedurende

geld

klein land

het is makkelijk

een paar weken

Volgende les

S.O woorden lesson 1

Je krijgt de woorden in het Nederlands.

Schrijf de woorden in het Engels

Vervolg woordenschat

We luisteren opnieuw naar het verhaal van Dave en Linda.

Maken opdracht 1.11

Welke plaatjes passen bij het het verhaal?

Zoek 6 woorden. Schrijf onder ieder plaatje 1 woord.

Let op: er blijven dus 2 plaatjes over!!!

1.12: voorzetsel in het Engels

Weet je nog wat voorzetsels zijn?

Blz 21 in je boek. In de woordenlijst staan voorzetsels. 

Kleur de voorzetsels blauw.

We kijken naar het filmpje beantwoorden een aantal vragen.

00:15

Where is Simon's cat?

1. in the box
2. on the box
3. behind the box
4. under the box

00:19

Where is Simon's cat?

1. in the box
2. on the box
3. next to the box
4. above the box

00:32

Where is Simon's cat?

1. behind the box
2. in front of the box
3. next to the box
4. between the box

00:44

Where is Simon's cat?

1. next to the box
2. over the box
3. in front of the box
4. on the box

01:16

Where is Simon's cat?

1. next to the box
2. on the box
3. under the box
4. between the box

01:42

Where is Simon's cat?

1. in the box
2. in front of the box
3. behind the box
4. on the box

01:58

Where is Simon?

1. between the box
2. next to the box
3. over the box
4. on the box

Maken

Maak opdracht 1.12 blz 23

Vul de voorzetsels in in de goede zin.

Oefenen

Studiemeter --> Engels --> starters --> lesson 1 

--> extra oefenen --> woorden oefenen

Maak alle oefeningen en de deeltoets van dit onderdeel

Heb je de deeltoets voldoende afgerond? 

Dan weet je dat je de stof tot nu toe hebt begrepen.