Les 2: Wanneer ben je crimineel?

Criminaliteit
Redenen voor criminaliteit
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit
Redenen voor criminaliteit

Slide 1 - Tekstslide

Leg de begrippen materiële en immateriële schade uit:

Slide 2 - Open vraag

Leg het verschil uit tussen een overtreding en een misdrijf

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen
Wat moet ik weten en kunnen aan het einde van de les?:

- Uitleggen welke risicofactoren een rol spelen bij het ontstaan van strafbaar gedrag.

- Uitleggen welke beschermende factoren een rol spelen bij het tegengaan van strafbaar gedrag.

Slide 4 - Tekstslide

Waarom zou iemand een
strafbaar feit plegen?

Slide 5 - Woordweb

Redenen voor criminaliteit 

Er is vaak geen duidelijke reden te noemen waarom iemand een strafbaar feit pleegt. Wel zijn er verschillende redenen te noemen, dit noemen we risicofactoren
  1. Een onveilige opvoeding
  2. Groepsdruk
  3. Alcohol of drugs
  4. Spijbelen of schooluitval
  5. Psychische of gedragsproblemen

Slide 6 - Tekstslide

1. Onveilige opvoeding

Als je als kind veel te maken hebt met strafbaar gedrag (zoals geweld, misbruik, vernieling) ga je dit zien als 'normaal'. Deze waarden, normen en gewoonten zijn dan aangeleerd gedrag.
socialisatieproces
De manier (het proces) waarop je leert omgaan met andere mensen. 
misbruik
Dat iemand gebruik van je maakt zonder dat je dat wilt. Je kan hierbij denken aan seksueel misbruik (zoals verkrachting), maar ook om fysiek geweld (zoals slaan en schoppen) of verbaal geweld (zoals schreeuwen, schelden of pesten). Bij misbruik ga je altijd op een negatieve manier met mensen om en/of wordt er op een negatieve manier met jou omgegaan. 
waarden
Dingen die jij belangrijk vind. Meestal zijn dit zaken die je in één woord kan omschrijven, zoals eerlijkheid, gelijkwaardigheid en vrijheid.
normen
Regels en afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Zoals het achteraan aansluiten in de rij of dat je opstaat voor ouderen in de bus of tram.

Slide 7 - Tekstslide

2. Groepsdruk
Alle mensen willen graag ergens bij horen, het liefst bij een groep. 
Maar soms zetten (foute) vrienden elkaar onder druk om iets strafbaars te doen. Dit noemen we groepsdruk.
groepsdruk
De manier waarop je door een groep onder druk wordt gezet om bijvoorbeeld een strafbaar feit te plegen. 

Slide 8 - Tekstslide

3. Alcohol of drugs
Strafbaar gedrag kan ook voorkomen als je onder invloed bent van drank en/of drugs. Maar ook door een verslaving hieraan verval je sneller in strafbaar gedrag. 
Denk aan iemand die auto rijdt met drank en/of drugs op. Of een junkie die inbreekt om aan geld te komen om drugs te kopen.
drugs
Zijn middelen die invloed hebben op je hersenen. Hierdoor beïnvloeden ze je lichaam én geest. 
onder invloed zijn van
Dat je alcohol of drugs hebt gebruikt en daardoor niet 'helder' kan denken.
verslaving
Dat je afhankelijk bent van een bepaalde stof. Dat kan chocolade zijn, maar ook sigaretten (roken), alcohol, drugs en dergelijke.
junkie
Iemand die verslaafd is.

Slide 9 - Tekstslide

4. Spijbelen of schooluitval

Als je jong bent en niet naar school gaat zonder reden, noemen we dat spijbelen. Je hebt dan een grote kans dat je jezelf gaat vervelen. 
Het gevolg daarvan is dat je op straat rondzwerft en de grenzen gaat opzoeken. De kans is groter dat je hierdoor strafbare feiten gaat plegen. 
spijbelen
Zonder reden niet naar school gaan.

Slide 10 - Tekstslide

5. Psychische (gedrags)problemen

Soms kan je het strafbare gedrag van iemand verklaren doordat hij/zij impulsiever, agressiever of emotioneler is dan gemiddeld. 

Meestal hebben mensen hier controle over. Wanneer je hier géén controle over hebt, kan dit fout gaan. Sommige mensen zijn psychisch zo ziek, dat ze zelfs helemaal geen idee hebben van wat ze een ander aandoen.
psychisch
Alles dat te maken heeft met hoe de hersenen werken.
impulsief
Dat je handeld zonder erbij na te denken. Je doet het 'gewoon'. 
agressief
Dat je heel snel héél boos kan worden. Bijvoorbeeld iemand sluit niet achteraan aan in de rij en jij wordt zo boos dat je meteen gaat schreeuwen (of slaan) tegen die persoon.

Slide 11 - Tekstslide

Welke risicofactor hoort bij de omschrijving?
Hieronder lees je een aantal omschrijvingen van risicofactoren. Hoe wordt dat genoemd?
Beschrijving
Risicofactor
Je bent zo in de war dat je niet meer weet waarom je een strafbaar feit hebt gepleegd.
Je gaat regelmatig niet naar school en hebt weinig te doen.
Je beste vriendin zegt dat je een sjaal mag stelen.
Je bent verslaafd aan alcohol en steelt een fles drank uit de supermarkt.
Je vader is snel boos op andere mensen. Als je uit gaat schop je regelmatig mensen in elkaar.
Psychische (gedrags)problemen
Schooluitval of spijbelen
Groepsdruk
Alcohol of drugs
Slechte opvoeding

Slide 12 - Sleepvraag

Om welke risicofactor gaat het?
Arnold heeft een fascinatie voor kleine kinderen, via internet speurt hij naar kinderporno.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 13 - Quizvraag

Om welke risicofactor gaat het?
De ouders van Pieter zijn gescheiden en naar Pieter wordt niet meer omgekeken. Hij kan doen en laten wat hij wil. Uit verveling heeft Pieter een handeltje in gestolen spullen.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 14 - Quizvraag

Om welke risicofactor gaat het?
Monica is voor de tiende keer opgepakt voor diefstal, ze vindt het moeilijk om ermee te stoppen. Van de rechter moet ze verplicht hulp gaan zoeken.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 15 - Quizvraag

Om welke risicofactor gaat het?
Joris moet van zijn beste vriend een pakketje drugs op een afgesproken plek bezorgen.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Een slechte opvoeding
D
Groepsdruk

Slide 16 - Quizvraag

Om welke risicofactor gaat het?
De moeder van Kimberly houdt zich niet aan de verkeersregels. Kimberly ontvangt sinds ze zelf auto mag rijden, ook regelmatig verkeersboetes thuis.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Een slechte opvoeding
C
Groepsdruk
D
Drank en/of drugsgebruik

Slide 17 - Quizvraag

Beschermende factoren


Naast de eerder genoemde risicofactoren zijn er ook factoren die je beschermen tegen criminaliteit. Deze redenen zorgen er dus voor dat je geen crimineel wordt:

  1. het volgen van onderwijs
  2. het hebben van een baan
  3. een (gezonde) relatie hebben 
  4. goede sociale vaardigheden hebben
factoren
Dingen die bepalend zijn voor iets. 
relatie
Het omgaan met mensen. Dit kan een zakelijke relatie zijn (bijvoorbeeld tussen baas en werknemer), een persoonlijke relatie zijn (bijvoorbeeld tussen een ouder en een kind) of een liefdesrelatie zijn.

Slide 18 - Tekstslide

1. Het volgen van onderwijs
Waarom zou je strafbaar gedrag plegen als je daarmee het risico loopt dat je je opleiding niet meer kunt doen? 
De verantwoordelijkheid van een opleiding en de kans dat je die kwijtraakt, zorgt ervoor dat mensen vaak minder snelle stomme dingen doen.
opleiding
Het volgen van onderwijs waardoor je een beroep kan doen. 

Slide 19 - Tekstslide

2. Het hebben van een baan
Waarom zou je strafbaar gedrag plegen als je de kans hebt je baan kwijt te raken? 
Met een strafblad en een achtergrond in de criminaliteit is het vaak lastig om een goede baan te vinden. Veel veroordeelde criminelen kiezen dan toch weer voor de criminaliteit.

Slide 20 - Tekstslide

3. Een relatie hebben
De verantwoordelijkheid en het niet willen teleurstellen van je ouders, geliefde of kinderen zorgt er, net als een baan voor, dat je minder snel overgaat tot strafbaar gedrag. De angst om je gezin of relatie kwijt te raken is dan zo groot, dat je geen stomme dingen meer doet.

Slide 21 - Tekstslide

4. Goede sociale vaardigheden

Als je makkelijk contact maakt met andere mensen, en dus een praatje maakt met anderen. Wordt je sneller opgenomen in de samenleving.  Wanneer dat niet het geval is, kan je jezelf bijvoorbeeld eenzaam voelen of zelfs een beetje boos zijn op de samenleving.

Slide 22 - Tekstslide

5

Slide 23 - Video

03:22
Welke twee risicofactoren op criminaliteit herken je bij Danny?
A
Onveilige opvoeding en groepsdruk.
B
Alcohol of drugs en schooluitval.
C
Alcohol of drugs en psychische problemen.
D
Psychische problemen en groepsdruk.

Slide 24 - Quizvraag

04:06
Huiswerk
- Ga aan de slag met hoofdstuk criminaliteit
- Ga naar paragraaf 2 ''redenen voor criminaliteit''
- Maak opdracht: 1, 2, 4, 5 en test jezelf van paragraaf 2

Slide 25 - Tekstslide

04:06
Geef een tip en een top over mij

Slide 26 - Open vraag

04:06
Wat vond je van deze les?

Slide 27 - Open vraag

04:06
Welke beschermende factor ontbrak bij Danny?
A
Het volgen van onderwijs.
B
Het hebben van een baan.
C
Het hebben van een relatie/gezin.
D
Het hebben van goede sociale vaardigheden.

Slide 28 - Quizvraag

Welk van deze factoren is géén risicofactor voor crimineel gedrag?
A
Groepsdruk
B
Het hebben van een relatie.
C
Slechte opvoeding
D
Spijbelen

Slide 29 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Als je in een vriendengroep terecht komt die illegaal in drugs handelt, dan is dat een risicofactor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Welke risicofactor?
Een groep jongens met een paar biertjes op daagt een aantal voorbijgangers uit om te gaan vechten.
A
Slechte opvoeding
B
Groepsdruk
C
Alcohol of drugs
D
Psychische stoornis

Slide 31 - Quizvraag

Welke risicofactor?
Manuela wordt overgehaald door vriendinnen om bij de HEMA mascara te stelen.
A
Slechte opvoeding
B
Groepsdruk
C
Alcohol of drugs
D
Psychische stoornis

Slide 32 - Quizvraag

Welke risicofactor?
Adam heeft geblowd en besluit de banden lek te steken van de auto van de buurman.
A
Psychische stoornis
B
Groepsdruk
C
Alcohol of drugs
D
Slechte opvoeding

Slide 33 - Quizvraag

Welke risicofactor?
Richard heeft een hekel aan school en tijdens het spijbelen bedenkt hij samen met een vriend een overval op een avondwinkel.
A
Spijbelen of schooluitval
B
Groepsdruk
C
Alcohol of drugs
D
Psychische stoornis

Slide 34 - Quizvraag

Welke risicofactor?
Jasmin heeft vaak ruzie met haar ouders. Haar ouders weten vaak niet waar ze is.
A
Spijbelen of schooluitval
B
Alcohol of drugs
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding

Slide 35 - Quizvraag

Welke risicofactor?
Jolanda heeft medicijnen om haar agressie te onderdrukken. Bij een vechtpartij slaat ze een ander meisje een blauw oog.
A
Spijbelen of schooluitval
B
Psychische problemen
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding

Slide 36 - Quizvraag

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 37 - Open vraag