1 december - tekstdoelen en tekstsoorten

Welkom!
- Lezen
- Tekstdoelen en tekstsoorten


Toets: Meer dan lezen: par. 1/2/3 (p.10-30)
Di 6 december: oefentoets in de les
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
- Lezen
- Tekstdoelen en tekstsoorten


Toets: Meer dan lezen: par. 1/2/3 (p.10-30)
Di 6 december: oefentoets in de les

Slide 1 - Tekstslide

Maken 
§ 3 Tekstdoelen en tekstsoorten
Cursus 1 Meer dan lezen

Opdracht 4.2 en 4.3 
Kies 1 woord uit

(10 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken
§ 3 Tekstdoelen en tekstsoorten
Cursus 1 Meer dan lezen


Opdracht 4.1 en 4.2
(10 minuten)

Slide 3 - Tekstslide

§ 4 Alinea’s en kernzinnen
Bekijk het volgende filmpje, maak aantekeningen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wissel je aantekeningen uit met degene naast je, vul eventueel elkaars aantekeningen aan

Slide 6 - Tekstslide

Even herhalen...

Slide 7 - Tekstslide

Het onderwerp van de tekst is een woord dat, of een woordgroep of zin die aangeeft waarover de tekst gaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

De hoofdgedachte is een mededelende zin of een vraag, die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Noem de vijf tekstdoelen die er zijn

Slide 10 - Open vraag

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een kernzin?
A
De kernzin staat altijd onderaan de tekst
B
In de kernzin staat de belangrijkste informatie uit een alinea
C
In de kernzin staat het belangrijkste uit de hele tekst
D
De kernzin is de zin in het midden van een tekst. Daarom heet het ook KERNZIN...

Slide 12 - Quizvraag

Een kernzin is dus een hoofdzaak. Na de kernzin komt dus...
A
Een bijzaak
B
Een hoofdzaak

Slide 13 - Quizvraag

Waarom horen zinnen in een alinea bij elkaar?
A
Omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.
B
Omdat dat handig is.
C
Om de tekst structuur te geven.

Slide 14 - Quizvraag

Een alinea schrijven
Een tekst wordt overzichtelijk als je hem verdeelt in alinea's.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn volgens jou de verschillen tussen de vorige twee afbeeldingen? Noem er minstens twee.

Slide 17 - Open vraag

Maar hoe schrijf je een goede alinea?
  • De belangrijkste informatie van de alinea zet je in de eerste zin, de kernzin.
  • Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp, die informatie zet je in de volgende zinnen.
  • Begin een nieuwe alinea als je over een nieuw deelonderwerp gaat schrijven.

Slide 18 - Tekstslide

Let op
  • Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
  • Binnen een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door.

Op een nieuwe regel beginnen kan op twee manieren 

Slide 19 - Tekstslide

Alinea en kernzin
Een stukje tekst dat over hetzelfde onderwerp gaat (deelonderwerp) noem je een alinea.
Tussen alinea's staat meestal een regel wit.
Alinea's maken een tekst overzichtelijk
Belangrijkste info staat in de  . Meestal 1e of laatste zin van een alinea.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de kernzin in de volgende alinea?
De angst voor spinnen heet ook wel spinfobie. Het is een vrees die bij heel veel mensen voorkomt, maar die we eigenlijk nooit behandelen. De meeste mensen vinden dat niet nodig; ze hebben er immers niet veel last van.
A
Zin 1
B
Zin 2
C
Zin 3

Slide 21 - Quizvraag