Subjonctif & passé simple

Subjonctif & passé simple
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Subjonctif & passé simple

Slide 1 - Tekstslide

Le subjonctif
Aanvoegende wijs - tegenwoordige tijd
Iets wat zou kunnen, een gevoel uitgedrukt
Ik hoop dat zij er ook zijn

Slide 2 - Tekstslide

Le subjonctif
Na noodzaak
(on)mogelijkheid
Twijfel
wens
avant que, bien que, c'est impossible que, etc.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

geef de subjonctif van être - ils
A
qu'ils sont
B
qu'ils étaient
C
qu'ils soient
D
qu'ils sont

Slide 5 - Quizvraag

geef de subjonctif van venir - tu
A
que tu venais
B
que tu viens
C
que tu viennes
D
que tu vienes

Slide 6 - Quizvraag

Je prends une tartine avant que je quitte la maison

A
subjonctif want na 'wil/ wens'
B
subjonctif want na 'avant que'
C
geen subjonctif want geen 'wil / wens'
D
geen subjonctif want 'je quitte' = présent

Slide 7 - Quizvraag

C'est impossible que vous ayez raison
A
geen subjonctif want vous ayez
B
geen subjonctif want 'c'est impossible'
C
subjonctif want 'raison'
D
subjonctif want 'c'est impossible'

Slide 8 - Quizvraag

Le passé simple
Literaire tijd, stilistisch
Verleden tijd, passé composé & imparfait gecombineerd
Vertalen met ovt

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Fut = passé simple du verbe
A
être
B
faire
C
avoir
D
aller

Slide 11 - Quizvraag

eus = passé simple du verbe
A
être
B
entendre
C
avoir
D
aller

Slide 12 - Quizvraag

Traduisez:
J'allai au supermarché

Slide 13 - Open vraag

Donnez l'infinitif:
nous parlâmes

Slide 14 - Open vraag

Donnez l'infinitif:
il fit

Slide 15 - Open vraag

Donnez l'infinitif:
tu partis

Slide 16 - Open vraag