De voorwerpsafstand v = 5 cm. De brandpuntsafstand f = 3 cm.
Bereken de beeldafstand b.
Slide 18 - Tekstslide
nog twee oefeningen
f = 2.1 cm, v = 7 cm. Bereken beeldafstand b.
f = 3 cm, b = 8 cm. Bereken voorwerpsafstand v.
Slide 19 - Tekstslide
En nu echt tekenen in je schrift
f = 2.1 cm, v = 7 cm. Het voorwerpspunt is 4 cm onder de hoofdas. Construeer het beeld d.m.v. bijzondere stralen. Bepaal beeldafstand b , dwz meet de afstand op.
f = 3 cm, b = 8 cm. Het beeld steekt 4 cm naar beneden. Construeer het voorwerp d.m.v. bijzondere stralen. Bepaal voorwerpsafstand v, door het op te meten.
Slide 20 - Tekstslide
par. 3.3 deel 3, Vergroting
nodig voor de les:
rekenmachine
boek (blz. 66)
pen, potlood, gum
geodriehoek
telefooncamera
lees alvast bron 9,
("lenzen en beelden")
Slide 21 - Tekstslide
Het plaatje rechts komt uit Erik of het Klein Insectenboek, van Godfried Bomans
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Vandaag
Even opfrissen
Uitleg over beeldvergroting + oefeningen
huiswerkopdrachten van par. 3.3, 3.4 maken
Slide 24 - Tekstslide
even opfrissen: f, v, b en V, B en F
Slide 25 - Tekstslide
De lenzenformule
Er is een vaste wiskundige verhouding tussen voorwerpsafstand v, beeldafstand b, en brandpuntsafstand f
f1=v1+b1
Slide 26 - Tekstslide
lenzenformule toepassen
Waar komt het beeld? Het beeld komt op afstand b van de lens. Dus voor een scherp beeld moet je daar je scherm plaatsen.
De vergroting is gelijk aan de beeldgrootte in verhouding tot de grootte van het voorwerp. De 'vergroting' kan dus ook een verkleining zijn.
N=voorwerpsgroottebeeldgrootte=VB
Slide 31 - Tekstslide
Vergroting als Beeld gedeeld door Voorwerp
Slide 32 - Tekstslide
Zonder Lockdown zou dit plaatje met deze vraag op het whiteboard zijn geprojecteerd. In de beamer is dit plaatje (V) 6 cm breed. Op het whiteboard wordt het beeld (B) van dit plaatje 1,5 m breed. Bereken de vergroting.
A
25 x
B
2,5 x
C
4 x
D
90 x
Slide 33 - Quizvraag
Op een muur is de 4,0 m grote schaduw van een kind zichtbaar. De vergroting is 5 x. Hoe lang is het kind?
A
2,0 m
B
1,25 m
C
0,80 m
D
75 cm
Slide 34 - Quizvraag
De camera van je smartphone (of laptop) bevat een heel kleine beeldchip. Het beeld van een persoon van 1,80 m lang is op die beeldchip 1,8 mm groot. **Bereken de vergroting**
A
0,01 x
B
0,001 x
C
0,002 x
D
0,1 x
Slide 35 - Quizvraag
2x zo ver is ook 2x zo groot
Slide 36 - Tekstslide
Vergroting uitrekenen met
N = beeldafstand b gedeeld door voorwerpsafstand v.
N=vb
Slide 37 - Tekstslide
conclusie over vergrotingen
Dus
N=VBenN=vb
VB=vb
Slide 38 - Tekstslide
Het voorwerp staat op 22 cm afstand van de lens. De beeldafstand is 26,4 cm. Bereken de vergroting N.
A
48,4 x
B
0,83 x
C
1,2 x
D
581 x
Slide 39 - Quizvraag
De beeldafstand is 60 cm. De voorwerps-afstand is 12 mm. Bereken de vergroting.
A
5 x
B
15 x
C
25 x
D
50 x
Slide 40 - Quizvraag
De beeldafstand is 0,16 cm. De vergroting is 0,02. Bereken de voorwerpsafstand in cm; geef alleen het getal.
Slide 41 - Open vraag
Zelf aan het werk
Opdrachten uit het boek, blz 66:
29, a en b
30 a t/m c
31 a, b, e, f (c en d mag je berekenen met de lenzenformule)