ecologie overhoring

Overhoring ECOLOGIE
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Overhoring ECOLOGIE

Slide 1 - Tekstslide

Temperatuur is een
A
Biotische factor
B
Abiotische factor

Slide 2 - Quizvraag

In een biotoop komen alle.....
A
biotische factoren samen in een bepaald gebied
B
abiotische factoren samen in een bepaald gebied

Slide 3 - Quizvraag

In een levensgemeenschap leven populaties van verschillende soorten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
muis->slang-> uil
C
gras->konijn-> havik-> vos
D
uil->slang->muis->gras

Slide 5 - Quizvraag

Als een organisme geen ander organisme nodig heeft als voedsel noemen we dit:
A
een consument
B
een reducent
C
autotroof
D
heterotroof

Slide 6 - Quizvraag

Een voedselketen:
Paardebloem-> sprinkhaan->kikker
De kikker is een:
A
procucent
B
consument van de 1e orde
C
consument van de 2e orde
D
reducent

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat gebeurd er bij pijl 7?
A
fotosynthese
B
verbranding
C
dode resten worden verteerd

Slide 9 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij pijl 4?
A
fotosynthese
B
verbranding
C
dode resten worden verteerd

Slide 10 - Quizvraag

Welke kringloop is dit?
A
De stikstofkringloop
B
De koolstofkringloop
C
De zuurstofkringloop
D
De kringloop van het leven

Slide 11 - Quizvraag

In een piramide van biomassa wordt de biomassa in elke volgende schakel groter.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

In elke schakel van een voedselketen komt er ENERGIE bij:
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De Populatiegrootte is alleen afhankelijk van biotische factoren:
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Een pionierssysteem is het eindstadium van successie:
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een vogel met een priemsnavel eet:
A
zaden
B
insecten
C
kleine plantjes diertjes die in het water leven
D
bodemdiertjes

Slide 16 - Quizvraag

Schaduwplanten hebben:
A
dikke bladeren
B
bladeren met een waslaag
C
dunne bladeren

Slide 17 - Quizvraag

Planten in droge gebieden hebben:
A
veel huidmondjes
B
weinig huidmondjes

Slide 18 - Quizvraag