Zowel sedimentgesteenten als stollingsgesteenten kunnen onder invloed van
hitte en/of druk van vorm veranderen en rekristalliseren. Zandsteen kan door nog meer druk van de bovenliggende lagen gaan smelten, waarna kwarts ontstaat. Schalie verandert op deze manier in
leisteen en kalksteen in
marmer. Graniet kan zo veranderen in gneis. Deze metamorfe gesteenten ontstaan vaak langs convergerende plaatgrenzen. Door deze beweging worden de verschillende gesteentelagen geplooid en wordt er veel druk opgebouwd.
Metamorfe gesteenten kunnen ook ontstaan langs magma-intrusies. Op plaatsen waar magma de lithosfeer binnendringt, stijgt de temperatuur van het gesteente om deze intrusie heen en daardoor kan dit gesteente gedeeltelijk gaan smelten. Zo groeien of smelten gelijke mineralen als het ware aan elkaar vast, waardoor langgerekte banden (of aders) kunnen ontstaan.