Het is handig om te onthouden hoeveel KA's elk tijdvak heeft.
Dan weet je ook of je er nog één vergeten bent van dat betreffende tijdvak
De namen van het tijdvak verwijzen vaak al naar één of twee kenmerkende apsecten. Bijvoorbeeld tijdvak 5 De tijd van ontdekkers en hervormers. Ontdekkers verwijst naar de expansie van overzeese gebiedsdelen. Hervormers naar de reformatie
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 40 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Het is handig om te onthouden hoeveel KA's elk tijdvak heeft.
Dan weet je ook of je er nog één vergeten bent van dat betreffende tijdvak
De namen van het tijdvak verwijzen vaak al naar één of twee kenmerkende apsecten. Bijvoorbeeld tijdvak 5 De tijd van ontdekkers en hervormers. Ontdekkers verwijst naar de expansie van overzeese gebiedsdelen. Hervormers naar de reformatie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
-In bijna elk centraal examen gaan meerdere vragen rechtsstreeks over de kenmerkende aspecten.
-25% van de vragen gaan over de tijdvakken en de KA's.
-Als je de tijdvakken en KA's goed kent heb je een goed historisch overzicht. Je kunt dan beredeneren in welke tijd zich iets afspeelde
-Elke vraag in het examen is te koppelen aan een of meer KA's
Training over de kenmerkende aspecten en de tijdvakken
Je hebt ze al 2 jaar geoefend, maar ken je ze allemaal?
Waarom zijn de KA's zo belangrijk?:
Als er naar Kenmerkende Aspecten gevraagd wordt in het examen, antwoord dan nooit met een nummer. Dat wordt niet goed gerekend. Altijd de inhoud (mag in eigen woorden) benoemen.
Slide 3 - Tekstslide
ka vraag
Hoe pak je dit aan?
Slide 4 - Tekstslide
tips
arceer de informatie die je kent.
Check welk tijdvak erbij hoort dmv de jaartallen of begrippen.
Arceer die elementen.
Schrijf erachter het best passende ka.
Slide 5 - Tekstslide
Vraag
Bron
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Keuze
1) Ga aan de slag met het opdrachtenblad - 'ka vragen maken'
2) Leer de tijdvakken, periodes, en kenmerkende aspecten
Slide 8 - Tekstslide
Ka's leren
Slide 9 - Tekstslide
KA's zijn moeilijk te onthouden omdat het vaak lange zinnen zijn. Die zinnen zijn vaak ook in moeilijk Nederlands geformuleerd.
Dus moet je bij het leren van de KA's slim zijn.
In de eerstvolgende dia zie je de volledige tekst van de KA's van tijdvak 5, 6 en 7 (de vroegmoderne tijd)
In de daaropvolgende dia de vereenvoudigde versie.
TIP: Je mag de KA's in je eigen woorden formuleren
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Let op:
Als er een KA gevraagd wordt, geef dan wel altijd antwoord in een hele zin
Slide 13 - Tekstslide
In de 2 slides hieronder dezelfde truc.
Nu voor de KA's van tijdvak 8, 9, 10 (de moderne tijd)
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht:
Leer alle Kenmerkende Aspecten van tijdvak 5 t/m 10 in de verkorte versie.
Dat hoeft natuurlijk niet allemaal in één keer.
Doe tijdvak 5 deze week
Doe tijdvak 6 volgende week , herhaal, dan ook tijdvak 5 .
Op je examen ken je ze zo allemaal!
Slide 17 - Tekstslide
Vind je het lastig?
Zoek naar verbanden:
Sommige KA's hebben met elkaar te maken.
Zo is er een serie over hoe mensen denken.
En er is ook een serie over de contacten van Europeanen met de gebieden buiten Europa
Zie de volgende twee slides
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Als je de vorige slide goed bekeken hebt, zie je dat in elk tijdvak één Kenmerkend Aspect over de contacten buiten Europa gaat.
Dus als je een KA vergeten bent, kun je je altijd afvragen, heb ik het al over de situatie buiten Europa gehad?
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht:
Op de volgende slide staan begrippen uit tijdvak 5, 6 en 7.
Maak drie rijtjes en plaats de begrippen bij het juiste tijdvak.
In de daaropvolgende slide staat het antwoord.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
hoe leer je ka's?
Slide 25 - Woordweb
Manieren om ka's te leren
Leer ze per tijdvak.
Maak ze eerst makkelijker, hak op in klein stukjes, leer kernwoorden.
Zorg dat je alles begrijpt, zoek dingen op die je niet begrijpt.
bedenk of zoek eenvoorbeeld bij een ka.
Komt de tekst niet in je hoofd?
Zoek een plaatje van een ka, of maak een tekening.