Oefenen met taalkundig benoemen
1 / 49
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Het woordje 'hun' is altijd een.......
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
De lelijke plant is zijn bladeren verloren.
Wat is 'de'?
Wat is 'de'?
Slide 5 - Open vraag
De lelijke plant is zijn bladeren verloren.
Wat is 'lelijke'?
Wat is 'lelijke'?
Slide 6 - Open vraag
De lelijke plant is zijn bladeren verloren.
Wat is 'plant'?
Wat is 'plant'?
Slide 7 - Open vraag
De lelijke plant is zijn bladeren verloren.
Wat is 'is'?
Wat is 'is'?
Slide 8 - Open vraag
De lelijke plant is zijn bladeren verloren.
Wat is 'zijn'?
Wat is 'zijn'?
Slide 9 - Open vraag
De lelijke plant is zijn bladeren verloren.
Wat is 'bladeren'?
Wat is 'bladeren'?
Slide 10 - Open vraag
De lelijke plant is zijn bladeren verloren.
Wat is 'verloren'?
Wat is 'verloren'?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
De drie leerlingen zitten samen in dat lokaal.
Wat is 'de'?
Wat is 'de'?
Slide 13 - Open vraag
De drie leerlingen zitten samen in dat lokaal.
Wat is 'drie'?
Wat is 'drie'?
Slide 14 - Open vraag
De drie leerlingen zitten samen in dat lokaal.
Wat is 'leerlingen'?
Wat is 'leerlingen'?
Slide 15 - Open vraag
De drie leerlingen zitten samen in dat lokaal.
Wat is 'zitten'?
Wat is 'zitten'?
Slide 16 - Open vraag
De drie leerlingen zitten samen in dat lokaal.
Wat is 'in'?
Wat is 'in'?
Slide 17 - Open vraag
De drie leerlingen zitten samen in dat lokaal.
Wat is 'lokaal'?
Wat is 'lokaal'?
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Wie heeft mijn vele pennen gestolen?
Wat is 'heeft'?
Wat is 'heeft'?
Slide 20 - Open vraag
Wie heeft mijn vele pennen gestolen?
Wat is 'mijn'?
Wat is 'mijn'?
Slide 21 - Open vraag
Wie heeft mijn vele pennen gestolen?
Wat is 'vele'?
Wat is 'vele'?
Slide 22 - Open vraag
Wie heeft mijn vele pennen gestolen?
Wat is 'pennen'?
Wat is 'pennen'?
Slide 23 - Open vraag
Wie heeft mijn vele pennen gestolen?
Wat is 'gestolen'?
Wat is 'gestolen'?
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
De docent stuurt hem naar de gang.
Wat is 'de'?
Wat is 'de'?
Slide 26 - Open vraag
De docent stuurt hem naar de gang.
Wat is 'docent'?
Wat is 'docent'?
Slide 27 - Open vraag
De docent stuurt hem naar de gang.
Wat is 'stuurt'?
Wat is 'stuurt'?
Slide 28 - Open vraag
De docent stuurt hem naar de gang.
Wat is 'hem'?
Wat is 'hem'?
Slide 29 - Open vraag
De docent stuurt hem naar de gang.
Wat is 'naar'?
Wat is 'naar'?
Slide 30 - Open vraag
De docent stuurt hem naar de gang.
Wat is 'de'?
Wat is 'de'?
Slide 31 - Open vraag
De docent stuurt hem naar de gang.
Wat is 'gang'?
Wat is 'gang'?
Slide 32 - Open vraag
Slide 33 - Tekstslide
De jarige kleuter staat op zijn kleine tafeltje.
Wat is 'de'?
Wat is 'de'?
Slide 34 - Open vraag
De jarige kleuter staat op zijn kleine tafeltje.
Wat is 'jarige'?
Wat is 'jarige'?
Slide 35 - Open vraag
De jarige kleuter staat op zijn kleine tafeltje.
Wat is 'kleuter'?
Wat is 'kleuter'?
Slide 36 - Open vraag
De jarige kleuter staat op zijn kleine tafeltje.
Wat is 'staat'?
Wat is 'staat'?
Slide 37 - Open vraag
De jarige kleuter staat op zijn kleine tafeltje.
Wat is 'op'?
Wat is 'op'?
Slide 38 - Open vraag
De jarige kleuter staat op zijn kleine tafeltje.
Wat is 'zijn'?
Wat is 'zijn'?
Slide 39 - Open vraag
De jarige kleuter staat op zijn kleine tafeltje.
Wat is 'kleine'?
Wat is 'kleine'?
Slide 40 - Open vraag
De jarige kleuter staat op zijn kleine tafeltje.
Wat is 'tafeltje'?
Wat is 'tafeltje'?
Slide 41 - Open vraag
Slide 42 - Tekstslide
De boze man trapt tegen de zilveren vaas.
Wat is "De"?
Wat is "De"?
Slide 43 - Open vraag
De boze man trapt tegen de zilveren vaas.
Wat is "boze"?
Wat is "boze"?
Slide 44 - Open vraag
De boze man trapt tegen de zilveren vaas.
Wat is "man"?
Wat is "man"?
Slide 45 - Open vraag
De boze man trapt tegen de auto.
Wat is "trapt"?
Wat is "trapt"?
Slide 46 - Open vraag
De boze man trapt tegen de zilveren vaas.
Wat is "tegen"?
Wat is "tegen"?
Slide 47 - Open vraag
De boze man trapt tegen de zilveren vaas.
Wat is "vaas"?
Wat is "vaas"?
