A2: W.20: Kapitel 4 wiederholen

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Welchselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Welchselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

Slide 1 - Tekstslide

  • Unterrichtsziele erzählen

  • Übung persoonlijk voornaamwoord 
  • Anfang Kapitel 5
  • Hausaufgaben notieren


             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Unterrichtsziele:
  • Je weet het verschil tussen een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord en kunt dit toepassen in korte Duitse zinnen.
  • Je weet welke uitgangen bij de verschillende naamvallen horen en kunt deze opschrijven.



Slide 3 - Tekstslide

Kapitel 4 
  • Wir üben mit der Grammatik
  • persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord
  • werkwoorden met een vaste naamval

Alles kurz wiederholen

Slide 4 - Tekstslide

Kapitel 4 
[1] Wie gefällt (jouw zus) das Fahrrad?
[2] Ich danke (mijn broer) für seine Hilfe.
[3] Warum fragst du (jouw vriend) nicht?
[4] Wir gratulieren (de leraar) zum Geburtstag.
[5] Er ist (een goede kok).
[6] Ich frage (mijn moeder), ob du bei uns essen kannst.

werkwoorden met een vaste naamval
  • 3e deiner Schwester
  • 3e meinem Bruder
  • 4e deinen Freund
  • 3e dem Lehrer
  • 1e ein guter Koch
  • 4e meine Mutter

Slide 5 - Tekstslide

Was macht ihr gern in eurer Freizeit?

Slide 6 - Woordweb

Anfang Kapitel 5 
  • Sucht bitte Seiten 94/95 dabei. 
  • Wir lesen die neue Wörter zusammen durch und sprechen sie aus.

Neue Wörter vorlesen

Slide 7 - Tekstslide

Hausaufgaben - Kapitel 4 & 5
Ihr macht aus Kapitel 5:
Lektion 1: 1-3

Ihr lernt aus Kapitel 4:
x Lektionen 1-6
x Grammatik A-D

Ihr lernt aus Kapitel 5:
x Lektion 1

Slide 8 - Tekstslide

Lektion 5  - Grammatik E
Tijdsbepalingen = aangeven wanneer iets gebeurt. 
VB: in de winter, in september, op dinsdag.

im -    Im Herbst haben wir Ferien.
am -   Am Montag habe ich Deutsch.
            Am Morgen gehe ich zur Schule.
            Am 25. Dezember ist Weihnachten.
um -  Um acht Uhr beginnt die Schule.
von ... bis - Von zehn bis elf Uhr habe ich Training.

Slide 9 - Tekstslide

Lektion 4  - 
Grammatik D
[1] jij leest 
[2] ik lees 
[3] zij neemt 
[4] hij eet 
[5] jij slaapt 
  • du liest
  • ich lese
  • sie nimmt
  • er isst
  • du schläfst

Slide 10 - Tekstslide

Lektion 4 
1 Blijf je voor het eten? 
2 Hij geeft haar een cadeau. 
3 Ik vind de taart lekker. 
4 We kopen iets moois voor hem
5 Zij lust graag aardbeien. 
6 Breng je iets voor ons mee? 
7 We nodigen jullie uit. 
8 Ik heb u niet begrepen. 
  • Bleibst du zum Essen? 1e
  • Er gibt ihr ein Geschenk. 3e
  • Ich finde die Torte lecker. 1e
  • Wir kaufen ihm etwas Schönes. 3e
  • Sie mag gern Erdbeeren. 1e
  • Bringst du uns etwas mit? 3e
  • Wir laden euch ein. 4e
  • Ich habe Sie nicht verstanden. 4e
Een persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval

Slide 11 - Tekstslide

Lektion 1 - Übung machen
Such bitte Aufgabe 10 im Arbeitsbuch, Seite 14.
Wir machen/besprechen sie zusammen.



Slide 12 - Tekstslide

Lektion 1 - Grammatik A
Een zin ontleden:
Mein. . . Bruder kaufe ich ein. . . Tüte Chips.
Ich gebe mein. . . Freunde. . . kein. . . Bonbons. 
Kannst du ein. . . Kaiserschmarren (m) für uns machen?

1. Wie/wat [werkwoord]?                 
4. Wat/wie [werkwoord]  (. . .)?           
3. Aan/voor wie [werkwoord] (. . .)? 



Slide 13 - Tekstslide

Lektion 2 - Grammatik C
Werkwoorden met de 1e, 3e of 4e naamval:
In het Duits hebben veel werkwoorden een vaste naamval.



Werkwoorden +1e
Werkwoorden +3e
Werkwoorden +4e
sein          zijn
werden   worden
bleiben    blijven
danken        bedanken
gefallen       bevallen
gehören      behoren
glauben       geloven
gratulieren  feliciteren
helfen          helpen
schmecken smaken
fragen        vragen
es gibt        er is / er zijn
bitten         om hulp                                                vragen/verzoeken

Slide 14 - Tekstslide