de vergelijkingen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

De vergelijkingen (les comparaisons)

Doel:

Aan het einde van de les weet je hoe de vergelijkingen in het Frans gevormd worden.

De vergrotende en overtreffende trap in het Nederlands.

De vergrotende trap 

De vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord maak je door plus (+), moins (-) of aussi (=) voor een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord te zetten. 

Elle est plus longue que sa soeur. = Zij is langer dan haar zus.

Il est moins fort que son frère. = Hij is minder sterk dan zijn broer.

Ils jouent aussi bien que moi. = Zij spelen net zo goed als ik. 

'Als' en  'dan' in een vergelijking vertaal je met 'que'.

Il est plus doué que Julien

1. Hij is talentvoller
2. Hij is minder talentvol
3. Hij is net zo talentvol

Cette voiture est (net zo snel) qu'un train

1. plus vite que
2. aussi vite que
3. moins vite que

De overtreffende trap 

De overtreffende trap maak je door le plus (++), la plus (++), les plus (++) of le moins (--), la moins (--), les moins (--) voor een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord te zetten.

Elles sont les plus sportives. =  Zij zijn het sportiefst.

Ma mère est la plus gentille. = Mijn moeder is het aardigst. 

Milan court le moins vite. = Milan rent het minst snel.

Asterix est (het bekendst)

1. plus connu
2. moins connu
3. le plus connu

Zet in de overtreffende trap:
Elle est sérieuse.

Vertaal de zin:
Elle est moins créative que son frère.

Jean is het moedigst

1. Jean est le moins courageux
2. Jean est plus courageux.
3. Jean est le plus courageux.

mijn vrienden zijn het grappigst

1. Mes amis sont les plus amusants
2. mes amis sont plus amusants
3. Mes amis sont le plus amusants

Geef een korte samenvatting van wat je deze les geleerd hebt.