Examen schrijven - meest gemaakte fouten

Examens spreken & gesprekken
Let op:
De datum die je in OnTrac en de mails van het examenbureau ziet staan , zijn datums vanaf wanneer het examen wordt ingepland.

Niet de dag waarop het examen is.

Je krijgt van mij via Teams een uitnodiging met de juiste dag en tijd
voor de examens spreken en gesprekken.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Examens spreken & gesprekken
Let op:
De datum die je in OnTrac en de mails van het examenbureau ziet staan , zijn datums vanaf wanneer het examen wordt ingepland.

Niet de dag waarop het examen is.

Je krijgt van mij via Teams een uitnodiging met de juiste dag en tijd
voor de examens spreken en gesprekken.

Slide 1 - Tekstslide

Examen spreken

  • Maandag 8 april
  • Maandag 15 april 
  • Maandag 6 mei
Examen gesprekken voeren

  • Maandag 27 mei 
  • Maandag 3  juni 
  • Maandag 10 juni

Slide 2 - Tekstslide

Examenboekjes doornemen
Ga naar OnTrac!
  1. Spreken
  2. Gesprekken
Instellingsexamens 
spreken en gesprekken voeren

Slide 3 - Tekstslide

Vragen over
het examen spreken?

Slide 4 - Woordweb

Vragen over het examen
gespreken voeren?

Slide 5 - Woordweb

Examen schrijven - fouten voorkomen

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel teksten moet je schrijven
op je examen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Welke tekstsoorten zou je
kunnen krijgen op je examen?

Slide 8 - Woordweb

Meest gemaakte fouten per beoordelingscriterium
  • Inhoud (afhankelijk per examenopdracht) - min. 80% !!!
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordgebruik en woordenschat
  • Spelling, grammatica en leestekens
  • Leesbaarheid

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht - oefenexamen 1
schrijven op It's Learning
Zet bovenaan je tekst:

Aan:
info@projecthulpsuriname.nl
Onderwerp:
verzin zelf een duidelijk onderwerp!

Slide 10 - Tekstslide

Samenhang
  • Gebruik ik de goede verwijswoorden (deze / die / dit / dat)? 
  • Gebruik ik verbindingswoorden in mijn tekst?
  • Zit er een logisch te volgen rode draad in mijn tekst?
  • Geef ik in de inleiding al informatie over de inhoud van mijn tekst?
  • Rond ik mijn tekst af met een passend slot?

Slide 11 - Tekstslide

Goed voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik ook goed met mensen van alle leeftijden om kan gaan en graag dieren en mensen help. Ook spreek ik goed Nederlands en Engels. Verder vind ik het altijd leuk om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project voor mij weggelegd."

Slide 12 - Tekstslide

Verbeter het foute verwijswoord:

"Ik verwacht een gezellig team die veel dieren hebben geholpen."

Slide 13 - Open vraag

Verbeter het foute verwijswoord:

"...vrijwilligerswerk in een land wat verder weg is."

Slide 14 - Open vraag

Afstemming op doel
  • Wat wil ik bereiken met mijn tekst?
  • Wat wil ik dat de lezer doet als hij mijn tekst gelezen heeft?

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht oefenexamen 1 - doel
Je kunt in je tekst verschillende doelen combineren, zoals informeren, overtuigen en activeren:

  • Het doel van een sollicitatiebrief is de lezer overtuigen dat jij een geschikte kandidaat bent.
  • Je informeert de lezer over jouw achtergrond en keuze voor dat project.
  • Jouw doel is om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek of in ieder geval om een reactie te ontvangen op jouw brief. 

Slide 16 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op doel
  • "… maar ik kreeg gelijk een fijn gevoel bij uw organisatie in Suriname."

  • "Dit geeft mij een extra boost om jullie een handje te willen helpen."

  • "Ik hou ontzettend van dieren en ik ga liefdevol met ze om."

  • "…omdat ik me voor de volle 110% inzet."

Slide 17 - Tekstslide

Wat zet je in de inleiding van een zakelijke e-mail?
A
Wat je van de lezer verwacht
B
De aanleiding waarom je schrijft
C
Je conclusie
D
Aankondiging waarover je schrijft

Slide 18 - Quizvraag

Koppel de tekstsoort aan de bijpassende slotalinea.
E-mail
Samenvatting / conclusie
Herhaling standpunt / conclusie
Vraag om antwoord / reactie / oplossing
Klachtenbrief
Sollicitatiebrief
Betoog
Verslag
Ingezonden brief
Voorstel
Oproep

Slide 19 - Sleepvraag

Afstemming op publiek
Aan wie schrijf ik en hoe spreek ik die persoon aan?

Slide 20 - Tekstslide

Toon
Voordat je begint met schrijven bepaal je of je toon formeel of informeel moet zijn. Je toon is formeel als je schrijft over zakelijke dingen.

Je spreekt de lezer aan met u en je bent beleefd. Je toon is informeel als je schrijft over persoonlijke dingen. Je mag de lezer met je aanspreken en je bent wat vrijer in je taalgebruik.

Slide 21 - Tekstslide

Voorkennis doelgroep / publiek
Je houdt ook rekening met je doelgroep door stil te staan bij de voorkennis die je doelgroep over het onderwerp van de tekst heeft.

  • Voorkennis is kennis die iemand al heeft over een onderwerp.
  • Als de doelgroep weinig voorkennis heeft over het onderwerp moet je voldoende uitleg geven en je woordgebruik aanpassen aan je doelgroep.
  • Woorden die alleen binnen het onderwerp worden gebruikt, zoals vaktermen, vermijd je of leg je uit.

Slide 22 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op publiek

"Ik hoop dat u enthousiast bent geworden en dat ik ben
 wat u zoekt. Ik kijk uit naar uw reactie."

Slide 23 - Tekstslide

Minder goede afstemming op publiek

"De reden waarom je voor mij moet gaan is..."

"Mochten jullie behoefte hebben aan meer informatie, dan hoor ik het graag. Ik kijk uit naar jullie reactie!"

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een correcte aanhef bij een zakelijke e-mail aan de gemeente?
A
Geachte Heer / Mevrouw,
B
Geachte Heer / mevrouw,
C
Geachte heer / mevrouw,
D
Geachte gemeente,

Slide 25 - Quizvraag

Woordgebruik / woordenschat

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht oefenexamen 1 - woordgebruik en woordenschat
  • Je gebruikt woorden in de goede betekenis
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
  • Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
  • Je wisselt af in je woordkeuze

Tips:
  • Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
  • Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.

Slide 27 - Tekstslide

Welk woord klopt hier niet?

"Nu ben ik heel erg geïnteresseerd naar een stageplek."

Slide 28 - Open vraag

Welk woord klopt hier niet?

"Ik denk dat ik goed tussen jullie bedrijf pas."

Slide 29 - Open vraag

Welk woord klopt hier niet?

"Ik wil graag solliciteren voor een stageplek
bij het project dierenbescherming."

Slide 30 - Open vraag

Spelling, grammatica & leestekens
  • Begint ieder zin met een hoofdletter?
  • Eindigt iedere zin met een leesteken?
  • Schrijf ik woorden aan elkaar of los?
  • Kloppen mijn zinnen? Ontbreken er woorden in de zin?
  •  Is dit één zin of zijn het eigenlijk twee losse zinnen?

Slide 31 - Tekstslide

Goed gespeld
Fout gespeld
vrijwilligerswerk
vrijwilligers werk
school meubilair
schoolmeubilair
ik ben opzoek
ik ben op zoek
zomer vakantie
zomervakantie
uitgelegt
uitgelegd
terug geven
terugggeven
mee werken
meewerken

Slide 32 - Sleepvraag

Opdracht oefenexamen 1 - grammatica
Tips:
  1. Lees je zinnen goed na en probeer te 'horen' of de zin klopt.
    Als je het idee hebt dat het raar klinkt, moet je de zin misschien anders formuleren.
    ***Ik ben daar dan ook erg in geïnteresseerd daarin.

  2. Een zin eindigt waar je een pauze hoort als je de zin zou oplezen.
    ***Het lijkt me super tof om deel te nemen aan dit project lijkt mij super leuk.

  3. Er ontbreekt een woord 
    *** Graag zou ik dier willen redden die het thuis niet goed hebben.






Slide 33 - Tekstslide

Leesbaarheid
  • Zet boven een artikel, verslag of betoog een passende titel!
  • Bij mails en brieven zorg je voor een correcte aanhef en afsluiting.
  • Gebruik eventueel tussenkopjes.
  • Verdeel je tekst in alinea's met witregels.

Slide 34 - Tekstslide

Wat vind je nog lastig
op het gebied van schrijfvaardigheid?
Inhoud
Samenhang
Afstemming op doel
Afstemming op publiek
Spelling, zinsbouw en leestekens
Woordgebruik en woordenschat
Leesbaarheid

Slide 35 - Poll

Slide 36 - Tekstslide