22/10 1f: BVJ Thema 1, B5 + B6 (fotosynthese + allemaal anders).

Fotosynthese & voedsel maken
Basisstof 5


                                                                                                                         Klas 1f
                                                                                                    22 oktober 2024
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Fotosynthese & voedsel maken
Basisstof 5


                                                                                                                         Klas 1f
                                                                                                    22 oktober 2024

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma

  1. Mededeling (fotowedstrijd)
  2. Terugblik bonenpracticum 
  3. Theorie basisstof 5 fotosynthese
  4. Aan de slag
  5. Afsluiten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herfst-fotowedstrijd!!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik bonenpracticum
- Zijn jouw kiemplanten allemaal even hard gegroeid?

- Welke ontwikkelingen zie je tijdens de groei van je bonenplantje?
  • Er ontstaat een worteltje
  • Er ontstaan zijworteltjes
  • Er ontstaat een stengeltje (en wordt groen)
  • Er ontstaan bladeren.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese 
Basisstof 5 (vwo) & basisstof 4 (havo)
                                                                                                                 Klas 1f
                                                                                   22 oktober 2024

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les....
  • Kan je uitleggen dat door fotosynthese voedsel ontstaat voor dieren en mensen.
  • Kan je de fotosynthese beschrijven.
  • Kan je uitleggen welke delen van planten de mens gebruikt als voedsel.
  • Kan je uitleggen dat veel brandstoffen en grondstoffen bestaan dankzij fotosynthese. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe blijven wij in leven?
Mensen en dieren hebben zuurstof, voedingsstoffen en energie nodig om in leven te blijven.
  • Zuurstof haal je uit de lucht
  • Voedingsstoffen en energie haal je uit voedsel.


Ons voedsel bestaat uit andere organismen (planten of dieren), 
maar planten eten geen andere organismen.  Zij maken zelf de stoffen waaruit ze bestaan.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planten
Planten hebben glucose nodig om te groeien en nieuwe delen te maken.
Deze glucose maakt de plant zelf!

Glucose: bevat veel energie.
Van glucose maakt een plant allerlei andere
 energierijke stoffen, waardoor de plant kan groeien.
  • bladeren, stengels en vruchten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maakt een plant glucose?
Fotosynthese = het proces waarbij een plant glucose maakt met behulp van energie uit (zon)licht.
- In alle groene delen van een plant.

Maar naast energie uit (zon)licht heeft de plant ook nodig:
  • Water 
  • Koolstofdioxide

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese
= het proces waarbij een plant glucose maakt met behulp van energie uit (zon)licht.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is fotosynthese belangrijk?
Door fotosynthese ontstaat er steeds nieuw voedsel op aarde.

Maar ook,

Door fotosynthese ontstaat er steeds nieuw zuurstof, wat wij weer nodig hebben om te ademen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eetbare delen van planten
Mensen en dieren eten veel delen van planten. Zo kunnen wij, afhankelijk van welke plant, de vruchten, zaden, wortels, stengels of bladeren eten.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brand- en grondstoffen
Ook hier is fotosynthese belangrijk!

Fossiele brandstoffen
= brandstoffen die zijn ontstaan uit organismen die konden leven en groeien dankzij fotosynthese.
  • Aardolie, aardgas, steenkool.

Grondstoffen: stoffen waarvan producten worden gemaakt, afkomstig van planten, dieren of fossiele brandstoffen.
  • Kunststof: gemaakt uit aardolie.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt nu...
  • Uitleggen dat door fotosynthese voedsel ontstaat voor dieren en mensen.
  • De fotosynthese beschrijven.
  • Uitleggen welke delen van planten de mens gebruikt als voedsel.
  • Uitleggen dat veel brandstoffen en grondstoffen bestaan dankzij fotosynthese. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat: Ga aan de slag met de volgende opdrachten: Groene boek: 1 t/m 9 (blz. 39 t/m 43) of paarse boek1 t/m 10 (blz. 46 t/m 50).
Hoe: Alleen, in stilte
Hulp: Je boek, lees de tekst goed door! Kom je er dan nog niet uit, steek je je hand omhoog.
Tijd: Tot het einde van de les
Uitkomst: Je hebt je huiswerk voor de volgende les af :)
Klaar:  Ga alvast leren voor het SO van donderdag, succes!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Paars boek: Opdracht 1 t/m 10
blz. 46 t/m 50
of 
Groen boek: Opdracht 1 t/m 9
blz. 39 t/m 42

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basisstof 6: allemaal anders








Schrijf aantekeningen in je schrift, handig voor later :)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van deze les...
  • Kan je aanpassingen bij planten beschrijven.
  • Kan je aanpassingen bij diere beschrijven. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen
Alle organismen hebben aanpassingen aan hun leefwijze en leefomgeving.
Door deze aanpassingen hebben zij een betere kans op overleving.

Aanpassingen voor:
  • Leefomgeving
  • Voeding
  • Beweging
  • Voortbeweging
  • Verdedigen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassen aan leefomgeving (waterdieren)

Vissen hebben geen longen maar kieuwen om te ademen. Daarnaast hebben ze vinnen om zich voort te bewegen.

Waterdieren hebben een gestroomlijnd lichaam: kop, romp (lijf) & staart lopen in elkaar over. 
  • Hierdoor kunnen ze snel door het water bewegen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen aan leefomgeving (waterplanten)

Waterplanten: 
  • Stengels en wortels onder water 
  • Bloemen en bladeren boven water.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen aan leefomgeving (landplanten)

Moeten zich beschermen tegen uitdroging.

Vochtige omgeving:
  • Grote, platte bladeren & weinig/kleine wortels

Droge omgeving:
  • Kleine dikke bladeren & veel/grote wortels

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassing voor voeden (vogels)



Het gebit van een mens, de snavel van een vogel. Allemaal aangepast naar hun leefwijze.

  • kegelsnavel → zaden
  • pincetsnavel → insecten
  • haaksnavel → vlees
  • priemsnavel → bodemdiertjes
  • zeefsnavel → zeven uit water

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen voor voeden

Slide 28 - Tekstslide

Kegelsnavel: om zaden te eten. Kort en veel kracht.

Pincetsnavel: puntig, goed insecten vangen, tussen spleten komen.

Haaksnavel: prooidieren in stukken te scheuren.

Priemsnavel: Diep in natte bodem te prikken naar bodemdiertjes.

Zeefsnavel: watervogels. nemen water in de bek en persen dat langs de 'zeef' weer naar buiten. Plankton blijf achter (voeding).
Aanpassingen voor voortbeweging
Aanpassing op de ondergrond waar de organismen(dieren) leven.


  • Zoolganger
  • Teenganger
  • Topganger (hoefganger)


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoolganger
Loopt op zijn hele voetzool (van hielbeen tot en met de teenkootjes). 


Voordeel: hij verdeelt zijn gewicht over 
een groot oppervlak en zakt niet snel diep 
weg in een zachte ondergrond zoals bijv. sneeuw.
Nadeel: een zoolganger is minder snel.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teenganger
Loopt op zijn tenen (alleen op de teenkootjes)



Voordeel: hij kan zachtjes sluipen 
en hij kan snel sprinten
Nadeel: bij lange afstanden is hij minder snel

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Topganger (hoefganger)
Loopt op het puntje van zijn tenen 
(alleen op het laatste teenkootje/hoef)



Voordeel: hij heeft enorm lange poten/benen
en kan daardoor heel hard lopen.
Nadeel: bij drassige ondergrond zakt hij makkelijk de bodem in.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen voor verdediging
Planten:
  • Stekels, brandharen, gifstoffen.

Dieren:
  • Stekels (egels), schutkleur, schild, gif (schorpioen).

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Wat: Ga aan de slag met opgave 1 t/m 12 in je werkboek op blz. 55 t/m 61 of  opgave 1 t/m 10 op blz. 48 t/m 54.
Hoe: Alleen, in stilte.
Hulp: lees goed de tekst door. Kom je er dan nog niet uit, steek je je hand op.
Tijd: tot het einde van de les
Klaar: Maak een samenvatting van de paragraaf, handig om te leren voor de toets :)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu kun je...

  • Aanpassingen bij planten beschrijven/benoemen.
  • Aanpassingen bij dieren beschrijven/benoemen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk donderdag
Opgave 1 t/m 12
Opgave 1 t/m 10

Succes! 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies