2.3 Massa's van bouwstenen (2)

2.3 Massa's van bouwstenen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.3 Massa's van bouwstenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • H.W bespreken
  • Uitleg van de begrippen ‘atomaire massa-eenheid', ‘atoommassa’ en ‘massagetal’ 
  • Uitleg over Massapercentage

  • Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van deze les
-Na deze les kun je de begrippen ‘atomaire massa-eenheid', ‘atoommassa’ en ‘massagetal’ uitleggen. 
 - Na deze les kun je bij berekeningen afronden op het juiste aantal significante cijfers.
-  Je leert het massapercentage van een atoomsoort binnen een molecuul berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk vragen?

Slide 4 - Tekstslide

Opgaven
32, 33, 35, 38, 39 (extra uitdaging)

Slide 5 - Tekstslide

Ionen
Ionen zijn geladen deeltjes. 
Twee verschillende ionen kunnen samen een ionaire verbinding vormen. Dit wordt ook wel een zout genoemd.

Slide 6 - Tekstslide

Ionbinding


  • Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.

  • In zout zijn ionen gerangschikt in een ionrooster.
  • Een positief ion en een negatief ion kunnen samen een ionaire verbinding (zout) vormen.
  • Het positieve ion is een metaal
  • Het negatieve ion een niet-metaal

Slide 7 - Tekstslide

Massa van atoom en ion
De massa van een atoom en het bijbehorende ion zijn gelijk aan elkaar. Bijv. O en O2- hebben allebei een massa van 16,0 u, want elektronen hebben 'geen massa'.

Slide 8 - Tekstslide

Positief ion
Negatief ion
Elektronen opnemen geeft een
Elektronen afstaan geeft een
Metaalatoom vormt een
Een niet-metaalatoom vormt een

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Atomaire massa-eenheid
                                                       (zie ook BINAS Tabel 7B)

Een zuurstofatoom heeft een Relatieve atoommassa van
16,00 u
Hoeveel kg weegt dan 1 zuurstof atoom?: 
16,001,661027kg=2,6561026kg
1u=1,661027kg
1u=0,00000000000000000000000000166kg

Slide 15 - Tekstslide

Atoommassa (A)
Massa proton = 1,0 u
Massa neutron = 1,0 u
Massa elektron = 0,00055 u

  • Massa elektronen is dus verwaarloosbaar!
  • De massa van atoom wordt bepaald door de massa van de kern!

Slide 16 - Tekstslide

Massagetal versus Atoommassa
Massagetal: is het totaal aantal kerndeeltjes (protonen en neutronen samen), een getal zonder eenheid

Atoommassa: de massa van het atoom uitgedrukt in Atomaire Massa Eenheden (u)


Slide 17 - Tekstslide

Gemiddelde atoommassa
Hoe komen ze nu aan die atoommassa in Binas tabel 99 ?

Zie Binas tabel 25 (Isotopen)

De atoommassa in periodiek systeem is de gemiddelde massa van de isotopen.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld.       Gemiddelde atoommassa van magnesium




(78,99 x 23,98504) + (10,00 x 24,98584) + (11,01 x 25,98259)   /   100
                                     
=   24,30505026 = 24,31 u

Slide 19 - Tekstslide

Ionmassa
Wat is het verschil tussen een ion en een atoom?

Slide 20 - Tekstslide

Ionmassa
De ionmassa is gelijk aan de atoommassa.
Het verschil tussen een ion en atoom is immers één of meer elektronen. En deze hebben een verwaarloosbare massa.

Massa O = 16,00 u
Massa O2- = 16,00 u

Slide 21 - Tekstslide

Atoommassa's (A) en molecuulmassa's (Mw)
  • Atoommassa kun je aflezen in het Periodiek systeem 
  • Ionmassa = atoommassa

  • Molecuulmassa kun je niet aflezen...
  • -> Berekenen
  • -> Door atoommassa's van atomen bij elkaar op te tellen.
  • Het symbool is Mw

Slide 22 - Tekstslide



Stappenplan:
  1. Schrijf de molecuulformule op
  2. Zoek de atoommassa's in periodiek systeem op
  3. Tel alle atoommassa's bij elkaar op


Voorbeeld:
Molecuulmassa van ammoniak
  1.   NH3
  2. atoommassa N = 14,007 u atoommassa H = 1,008 u
  3. 1 x N: 1 x 14,007 = 14,007 u  3 x H: 3 x 1,008 = 3,024 u molecuulmassa ammoniak is 14,007 + 3,024 = 17,031 u
Molecuulmassa berekenen

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de molecuulmassa van:
Mw AlCl₃
1 x Al = 1 x 26,98   = 26,98 u
3 x Cl = 3 x 35,45  = 106,35
                                         133,33 u 

Let op ! Op de toets ook zo opschrijven !! Dus elke stap !
(Controleer je antwoord met Tabel 98 in je Binas)
Bij optellen/aftrekken rond je af op minste aantal decimalen! (SIGNIFICANTIE)

Slide 24 - Tekstslide

Van atoommassa naar molecuulmassa
 
Om de molecuulmassa = de atoommassa van alle atomen in het molecuul samen

voorbeeld:
De molecuulmassa van 1 water molecuul (H2O) =
1 u + 1 u + 16 u = 18 u 

Slide 25 - Tekstslide

Significante cijfers
Als je 100 g afweegt is de massa in 3 cijfers significant.
Als je 100,0 g afweegt is de massa in 4 cijfers significant.
Hoe meer significante cijfers hoe nauwkeuriger je meting is.

Slide 26 - Tekstslide

Bepalen aantal significante cijfers
0,0056                      2 significante cijfers
1,0540                       5 significante cijfers
0,000003                 1 significant cijfer

De nullen vooraan in een getal tellen niet mee in de significantie.
Je geeft je antwoord altijd in het kleinste aantal significantie cijfers dat je hebt gebruikt in je berekening.

Slide 27 - Tekstslide

Kies het getal uitgedrukt in het meest aantal significante cijfers
A
20
B
200
C
2,0103
D
2103

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de som van deze twee meetwaarden?
13,2 + 6,195 = ...
A
19
B
19,3
C
19,4
D
19,395

Slide 29 - Quizvraag

5,34 * 8,0976 =
A
43,2
B
43,24
C
42,241
D
43,2412

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de moleculaire massa van:

C2O2H6

Slide 31 - Open vraag

Wat heb je vandaag geleerd, wat je eerst nog niet wist?

Slide 32 - Open vraag

Heb je nog vragen n.a.v. de lesstof van vandaag?

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Massapercentage berekenen

Slide 37 - Tekstslide

Massapercentage

Slide 38 - Tekstslide

Nu zelf proberen...
Wat is het massapercentage C in CO2?
Stap 1:
Bepaal de totale massa van het molecuul
Stap 2:
Wat is de totale massa van C?
Stap 3:
Vul de formule is, noteer je berekening altijd!

Slide 39 - Tekstslide

Bereken het massapercentage H in NH3
A
5,92 %
B
11,8%
C
17,8%
D
82,3%

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het massapercentage van koolstof in glucose, C6H12O6?
A
7%
B
40%
C
45%
D
20%

Slide 41 - Quizvraag

Wat is het massapercentage van zuurstof in H2SO4?
A
16,3%
B
32,7%
C
65,3%
D
45,1%

Slide 42 - Quizvraag

Aan de slag!
Bestudeer 2.3 en maak opg. 30-33, 36-38. 

32, 33, 35, 38, 39 (extra uitdaging)
extra oefeniningen;
www.Kemia.nl / oefenen/ VWO4 chemie overal

Slide 43 - Tekstslide