Chapitre 3: Les 10 herhaling "Het werkwoord être"

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Programme

• Wat hebben we vorige les gedaan?

Doel van vandaag (herhaling) 

• Aan het einde van de les ken je de rijtjes van être en avoir uit je hoofd.

Vertaling?

être

avoir

hebben

zijn

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Vous _______ une grande maison?

Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Oui, on _____ une grande maison.

Men heeft

Vul de juiste vorm van être in:
Vous (avoir) un chien.

Zij heeft

Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Et Paul & Simon ______ aussi une grande maison?

Vul de juiste vorm in van het werkwoord avoir.

Nous_____ deux salles de bains.