8 Wat is de strekking van alinea 4 tot en met alinea 7? Antwoord in volledige zinnen en gebruik niet meer dan 35 woorden. (4pt)
Slide 11 - Open vraag
9 ‘De beste vriend van het pessimisme, las ik ergens, is een slecht geheugen (…).’ (al.5) Wat bedoelt de schrijver hiermee? Antwoord in volledige zinnen en gebruik niet meer dan 40 woorden. (4pt)
Slide 12 - Open vraag
10 ‘In werkelijkheid snijdt nostalgisch denken dwars door de klassieke links-rechtstegenstellingen.’ (al.8) Wat bedoelt de auteur met deze zin? (3pt)
Slide 13 - Open vraag
Om de functies van alinea’s aan te duiden worden onder andere de volgende functiewoorden gebruikt: alternatief, bewijs, constatering, definitie, nuancering, onderbouwing, samenvatting, verklaring(en), voorbeeld(en) en voorwaarde.
Slide 14 - Tekstslide
11 Welke functie hebben alinea 9 en 10 samen ten opzichte van de zin ‘Linkse pessimisten … de chaos. ‘ in alinea 8? (3pt)
Slide 15 - Open vraag
12 Geef de argumentatie in alinea 11 weer in een schema met vijf blokjes. Gebruik als standpunt de zin Nostalgische denkers vergeten vaak dat de competitie tussen heden en verleden bijzonder oneerlijk verloopt. Dat is blokje 1. Geef zelf de volgende 4 blokjes. Gebruik het invulblad op de bijlage. (8pt)
Slide 16 - Open vraag
13 'Dode denkers uit het verleden laten zich makkelijker inlijven, (...).: (al. 12) Wat bedoelt de schrijver met deze zin? (3pt)
Slide 17 - Open vraag
14 'De meest paradoxale vorm van nostalgie is de gedachte dat we vroeger wél nog in vooruitgang geloofden.' (al. 13) Waarom noemt de schrijver deze vorm van nostalgie 'paradoxaal'? (4pt)
Slide 18 - Open vraag
In alinea 14 vind je een redenering. De functie van de zinnen in deze redenering kan met behulp van functiewoorden worden weergeven.
Noteer achter elke zin het juiste functiewoord. Je mag een functiewoord meer dan eens gebruiken. Kies uit: afweging, argument, conclusie, kritiek, nadeel, nuancering, standpunt, toegeving, verklaring, voorbeeld, vraagstelling, weerlegging.(6pt)
Slide 19 - Tekstslide
15
Slide 20 - Tekstslide
16 Toen de politicoloog Francis Fukuyama in 1989 het 'einde van de geschiedenis' afkondigde, (...).' (al. 16) Wat bedoelde Fukuyama met het 'einde van de geschiedenis"? (4pt)
Slide 21 - Open vraag
17 Wat wil de schrijver zeggen met zijn verwijzing naar de film Midnight in Paris van Woody Allen? (al. 18) (3pt)
A
dat er in elke tijd mensen zijn die heimwee hebben naar vroeger
B
dat er nooit een tijd was waarin de toekomst geïdealiseerd werd
C
dat het verleden door veel Fransen onterecht geïdealiseerd werd
D
dat mensen soms niet beseffen in wat voor mooie tijd ze leven
Slide 22 - Quizvraag
18 Leg uit waarom de titel Wat antivaxers met neofascisten verbindt? Nostalgie' enerzijds wel en anderzijds niet goed gekozen is door de volgende zinnen aan te vullen. (4pt)
a De titel Wat antivaxers met neofascisten verbindt? Nostalgie' is wel goed gekozen, omdat...
b De titel 'Wat antivaxers met neofascisten verbindt? Nostalgie' is niet goed gekozen, omdat…
Slide 23 - Open vraag
19 Welke van de onderstaande zinnen geeft het beste de hoofdgedachte weer van tekst 1? (4pt)
Slide 24 - Tekstslide
A De verheerlijking van en gouden tijdperk uit het verleden wordt vaak gezien als een kenmerk van politiek conservatisme, maar in werkelijkheid komt nostalgisch denken voor bij zowel linkse als rechtse denkers. B Het is een illusie om te denken dat er ooit een tijd bestond waarin het vooruitgangsoptimisme dominant was, want de pessimisten en nostalgici zijn altijd in de meerderheid geweest. C In onze samenleving worden de breuklijnen overal groter en dieper, verdwijnt het sociale vertrouwen, neemt de polarisatie toe en staat de democratie steeds meer onder druk.
Slide 25 - Open vraag
C In onze samenleving worden de breuklijnen overal groter en dieper, verdwijnt het sociale vertrouwen, neemt de polarisatie toe en staat de democratie steeds meer onder druk. D Nostalgie moet met argwaan benaderd worden, want ze is vaak gebaseerd op jeugdsentiment, ziet alles wat vroeger niet goed was, over het hoofd en verbindt het verleden ten onrechte met vooruitgangsdenken.
Slide 26 - Open vraag
20 In de tekst kunnen meerdere schrijfdoelen onderscheiden worden. Welke combinatie van schrijfdoelen geeft de beste typering? Kies het juiste antwoord en licht het toe met verwijzing naar de tekst. (6pt)
Slide 27 - Open vraag
Lees tekstfragment 1 en beantwoord vraag 21 en 22.
tekstfragment 1
Slide 28 - Tekstslide
21 ‘Nostalgie is verlangen naar een tijd dat alles nog mogelijk was, naar een tijd dat we de toekomst die voor ons lag nog niet hadden volgeleefd met wat inmiddels ons verleden is.’ (al. 3) Bij welke twee afzonderlijke alinea’s in de eerste helft van tekst 1 sluit dit citaat aan? Licht je antwoord toe. (4pt)
Slide 29 - Open vraag
22 Hebben de auteurs van tekst 1 en tekstfragment 1 dezelfde opvatting over wat nostalgie niet is en wat het wel is? Licht je antwoord toe. (4pt)