Je hebt van je docent 5 kaartjes gekregen.
Je gaat 5 toetsvragen maken:
-Op de voorkant van het kaartje schrijf je de vraag op
-Op de achterkant van het kaartje schrijf je het antwoord
Paragraaf 2.1, 2.2, 2.3, 2.5, herhalen grammatica* en 1.9 *alleen de basis herhalen: PV, OW, WG, LV, MV, BWB + ww, lw, bn, zn, vz, bijw.
-Klaar? Bereid je voor op de werkvorm door te leren