(W)aardige Aarde: activiteit 1 en 2

(W)aardige Aarde
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WOLager onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

(W)aardige Aarde

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Wat heb je gezien?
Wat heeft het met ons thema te maken?

Slide 3 - Woordweb

Wat hoop je te leren / te weten te komen in dit nieuwe thema?

Slide 4 - Open vraag

Wat leren we vandaag?
Het klimaat is een onderwerp dat veel mensen beroert en waarvoor veel
media-aandacht is. Maar wat is klimaat nu precies? Dat komen we vandaag
te weten. We zoeken een omschrijving voor het klimaat, we onderzoeken
het verband tussen seizoenen, weerkundige verschijnselen en het klimaat
en we gaan na welke verschillende klimaattypes er op onze waardige
aarde bestaan.

Slide 5 - Tekstslide

Kijk naar buiten, hoe is
het weer vandaag?

Slide 6 - Woordweb

• Is het weer bij ons elke dag hetzelfde?
• In welk seizoen zijn we nu? Welke typische weersverschijnselen horen bij dat seizoen? Klopt dat met vandaag?
• Is het weerbericht vandaag voor elke plaats op de wereld hetzelfde?
• Waarom/wanneer vinden we het belangrijk om te weten wat voor weer het wordt?

Slide 7 - Tekstslide

Definitie van 'weer'
Het weer is een beschrijving van de verschillende fenomenen die we op
een bepaalde plaats en op een bepaald moment waarnemen en
ondergaan: windrichting, temperatuur, neerslag, windsterkte,
bewolking … Weer is heel veranderlijk en kan zelfs in de loop van de dag
veranderen. Weerkundigen kunnen het weer slechts een paar dagen van
tevoren voorspellen. Bovendien veranderen hun voorspellingen snel.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het weer en het klimaat?

Slide 9 - Open vraag

Weer <--> Klimaat

Slide 10 - Tekstslide

Weer <--> Klimaat
Met het weer bedoelen we de omstandigheden zoals ze op een bepaald moment zijn:
de windrichting, temperatuur, neerslag, windsterkte, bewolking … op
dat moment. Het weer verandert voortdurend.
Met het klimaat bedoelen we het gemiddelde van de
weersomstandigheden, gemeten over een lange tijd (dertig jaar) en op
een welbepaalde plaats. De ligging van die plaats ten opzichte van de
evenaar en het aantal uren zonneschijn dat daaruit voortvloeit, bepalen
mee het klimaat. Ook de nabijheid van de zee en de hoogteligging
hebben een invloed op het klimaat van een bepaalde plaats.

Slide 11 - Tekstslide

werkschrift p.6
evenaar
polen
noordelijk halfrond
zuidelijk
halfrond

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Link

Werkschrift p.6
gekromd
evenaar
loodrecht
bol

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Link

Slide 16 - Tekstslide

In december ligt het meest noordelijke gebied zo ver van de zon afgekeerd dat de zon daar helemaal niet te zien is. Zelfs midden op de dag is het daar dan zo goed als donker (poolnacht). De Zuidpool krijgt dan net volop licht. De zon is
daar in december altijd te zien, dag én nacht. De zon gaat niet onder, maar blijft net boven de horizon. We noemen dat de ‘middernachtzon’of ‘pooldag’.

Slide 17 - Tekstslide

In de periode tussen de zomer en de winter (en de winter en de zomer) is er maar weinig verschil tussen de lengte van de dag en de nacht. Daardoor
hebben wij vier seizoenen: winter (weinig licht, korte dagen en lange nachten), lente (dag en nacht duren ongeveer even lang), zomer (veel licht, lange dagen en  korte nachten) en herfst (dag en nacht duren
ongeveer even lang).
• Lopen de vier seizoenen op elke plaats op de wereld gelijk?

Slide 18 - Tekstslide

De evenaar ligt precies tussen het noordelijk en het zuidelijk halfrond in. Dag en nacht duren daar dus het
hele jaar door altijd ongeveer even lang. De verschillen in daglengte zijn in de buurt van de evenaar veel  kleiner dan bij ons en je kunt er dus moeilijk over vier  seizoenen spreken. Mensen die daar wonen, maken
een onderscheid tussen regentijd en droge tijd, maar niet tussen de vierseizoenen zoals wij ze kennen.

Slide 19 - Tekstslide

4 seizoenen
langer
kouder
winter
zomer
as
scheef
korter
noordelijk
warmer

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Link

Klimaatdiagram
  • werkschrift p.8 oefening 4 bijlage 1
  • neem vooraan 2 verschillende klimaatfiches en leg ze omgekeerd op de bank + een atlas
  • de ene leest de kenmerken uit het werkschrift voor, de andere kijkt op een kaartje en kijkt wat er past bij de fiche
  • kleur de passende vakjes in je werkschrift
  • zoek de stad op in een atlas
  • welk soort klimaat is dit?
  • herhaal, maar wissel van kant

Slide 22 - Tekstslide

Soorten klimaat: wat past bij de types?
koud klimaat
gematigd klimaat
warm en nat klimaat
warm en droog klimaat
lage temperatuur
sneeuw
bevroren grond
ijsbeer
>18°C
regenwoud
papegaai
droog en regenseizoen
weinig neerslag
koude nachten
woestijn
schorpioen
4 seizoenen
velden
konijn
zachte winters

Slide 23 - Sleepvraag

Welk klimaattype past bij ons land?
A
warm en droog
B
warm en nat
C
koud
D
gematigd

Slide 24 - Quizvraag

Het klimaat is een ander woord voor het weer.
A
juist
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Aan de evenaar raken de zonnestralen de aarde loodrecht. Het is er dan
ook heel warm.
A
juist
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Hoe meer je op aarde naar de polen toe gaat, hoe kouder het wordt
A
juist
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Overal op de wereld is het op hetzelfde moment winter.
A
juist
B
fout

Slide 28 - Quizvraag

In België kennen wij een gematigd klimaat.
A
juist
B
fout

Slide 29 - Quizvraag