In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Telefoon en laptop in de tas
alleen pen/potlood en schrift op tafel
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 2 Stoffen
§ 2.1 Stoffen in huis
§ 2.2 zuivere stoffen en mengsels
§ 2.3 massa en volume
§ 2.4 dichtheid
Slide 2 - Tekstslide
2.1 Stoffen in huis
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt vier stofeigenschappen noemen, die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
Slide 4 - Tekstslide
Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen of waarmee je stoffen van elkaar kunt onderscheiden. Bijvoorbeeld:
Geur
Kleur
Smaak
Brandbaarheid
Slide 5 - Tekstslide
Stoffen en veiligheid
Mogelijke gevaren van een stof:
Als je de stof inademt
Als je de stof inslikt
Als je de stof op je kleren/huid of in je ogen krijgt
Wanneer de stof met vuur in aanraking komt
Wanneer de stof met een andere stof mengt
Slide 6 - Tekstslide
Gevaarsymbolen
Slide 7 - Tekstslide
H en P zinnen
H staat voor Hazard (gevaar)
P staat voor precautie (voorzorgmaatregelen)
Slide 8 - Tekstslide
Hoofdstuk 2 Stoffen
§ 2.1 Stoffen in huis
§ 2.2 zuivere stoffen en mengsels
§ 2.3 massa en volume
§ 2.4 dichtheid
Slide 9 - Tekstslide
§2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Slide 10 - Tekstslide
Planning
Skireis?
Herhaling § 2.1 stoffen in huis
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Maken opgaven § 2.1 en § 2.2
Slide 11 - Tekstslide
Stofeigenschappen van wasbenzine
Stofeigenschappen van water
sterke geur
Kleur
Brandbaarheid
Kleur
Slide 12 - Sleepvraag
Stofeigenschappen die overeen komen
Stofeigenschappen die verschillend zijn
Smaak
Geur
Kleur
Brandbaarheid
Slide 13 - Sleepvraag
Is de prijs van een stof een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Is de temperatuur van een stof een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Is de massa van een stof een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Vul in: een stofeigenschap is een eigenschap waaraan je een stof kunt ... ......................
Slide 17 - Open vraag
Verbind de kenmerkende eigenschap aan de juiste stof.
Koper
Benzine
Keukenzout
Spiritus
Citroen
Kleur: rood
Geur: sterke geur
Smaak: zout
Brandbaarheid: brandbaar
Smaak: zuur
Slide 18 - Sleepvraag
Welke stofeigenschap maakt benzine geschikt voor het gebruik van automotoren?
A
Kleur
B
Geur
C
Smaak
D
Brandbaarheid
Slide 19 - Quizvraag
Een fietsenmaker gebruikt wasbenzine om zijn handen schoon te maken als hij bijvoorbeeld een ketting heeft verwisseld. Waarom is wasbenzine geschikt om er je handen mee schoon te maken?
Slide 20 - Open vraag
Welke gevaren brengt wasbenzine met zich mee?
Slide 21 - Open vraag
Carlo heeft in zijn schuur een fles met mineraalwater, een fles met alcohol en een fles met wasbenzine. Na verloop van tijd zijn de etiketten op de flessen onleesbaar geworden. Bovendien zien de drie flessen er precies hetzelfde uit. Hoe kan hij erachter komen welke stof in welke fles zit? En welke stofeigenschap is dat?
Slide 22 - Open vraag
Leerdoelen
Je kunt het verschil noemen tussen zuivere stoffen en mengsels.
Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extraheren of filtreren.
Slide 23 - Tekstslide
Mengsels en zuivere stoffen
Zuivere stof: wanneer de stof uit alleen maar uit dezelfde stof (deeltjes) bestaat.
Mengsel: een stof die uit twee of meerdere stoffen (deeltjes) bestaat.
Slide 24 - Tekstslide
zuivere stof
mengsel
Slide 25 - Sleepvraag
Zuivere stof of mengsel?
Slide 26 - Tekstslide
meneerwietsma.nl
Slide 27 - Link
Oplossing
Oplossing: wanneer een stof oplost in een oplosmiddel (meestal water)
Een oplossing is altijd helder: je kan er doorheen kijken
Een oplossing kan kleurloos of gekleurd zijn
Suspensie
Suspensie: kleine vaste stofjes die zweven in een vloeistof.
Een suspensie is troebel: ondoorzichtig, je kan er niet doorheen kijken.
Een suspensie kan wit of gekleurd zijn.
Mengsels
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Extraheren en filtreren
De geur en smaakstoffen uit de koffie halen noemen we extraheren.
Extraheren: scheiding op basis van oplosbaarheid. (letterlijk: eruit trekken)
Filtreren: scheiding op basis van deeltjesgrootte.
Gebruik: filter. Koffie stroomt makkelijk er doorheen, koffiedik/prut kan dat niet.
Filtraat: wat door de filter heen gaat. (koffie)
Residu: wat in het filter achterblijft (koffiedik)
Slide 30 - Tekstslide
?
?
Slide 31 - Tekstslide
Residu
Filtraat
Slide 32 - Sleepvraag
Thee met suiker is een ...................., want het is
.................... en blijft .................... goed gemengd.
Oplossing
Suspensie
Troebel
Helder
Wel
Niet
Slide 33 - Sleepvraag
Sinaasappelsap is een ...................., het blijft ....................
goed gemengd, want de sliertjes in het vruchtvlees zakken .................... naar de bodem.
Oplossing
Suspensie
Wel
Niet
Wel
Niet
Slide 34 - Sleepvraag
Een energiedrank zoals redbull is een ....................,
want het is .................... en blijft .................... goed gemengd.
Oplossing
Suspensie
Troebel
Helder
Wel
Niet
Slide 35 - Sleepvraag
Karnemelk is een ....................,
want het is .................... en blijft .................... goed gemengd.
Oplossing
Suspensie
Troebel
Helder
Wel
Niet
Slide 36 - Sleepvraag
Charlotte doet een schepje wit poeder in een reageerbuis. Ze voegt zuiver water toe en schudt. In het figuur zie je hoe de inhoud van de reageerbuis eruitziet: meteen na het schudden (links) en een uur later (rechts). Waaraan zie je dat het witte poeder niet is opgelost?
Slide 37 - Open vraag
Charlotte doet een schepje wit poeder in een reageerbuis. Ze voegt zuiver water toe en schudt. In het figuur zie je hoe de inhoud van de reageerbuis eruitziet: meteen na het schudden (links) en een uur later (rechts). Welk soort mengsel is na het schudden ontstaan?
A
een oplossing
B
een suspensie
C
een zuivere stof
D
een opgeloste stof
Slide 38 - Quizvraag
Met een theezakje kun je snel een kop thee zetten. Wat is in deze situatie:
a. Het oplosmiddel?
b. Het filter?
c. Het filtraat?
d. Het residu?
het water
het zakje
de thee
resten die in het zakje achterblijven
Slide 39 - Sleepvraag
Waarom wordt bij het zetten van koffie en thee geen koud water, maar heet water gebruikt? Geef een reden.
Slide 40 - Open vraag
In frisdrank zit veel suiker. Kun je deze suiker uit de frisdrank halen met behulp van een filter?
A
Ja
B
Nee
Slide 41 - Quizvraag
Huiswerk
Pak je agenda
Lr § 2.1 en § 2.2
Afmaken § 2.1 opdr 1 tm 7
maken § 2.2 opdr 1 tm 9
Slide 42 - Tekstslide
Wat
Aan de slag met hoofdstuk 2
Hoe
Lees de tekst van § 2.2 door
Maak online de opdrachten1 tm 9
Hulp
1) lesstof 2) klasgenoot 3) docent
Tijd
tot 3 minuten voor het einde van de les.
Klaar
Als je klaar bent met de opdrachten, leer dan de begrippen en maak een samenvatting of de test jezelf