Spieren

Spieren 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spieren 

Slide 1 - Tekstslide

Het skelet maakt beweging mogelijk. Daarvoor zijn ook spieren nodig. Spieren zitten aan je botten vast. Spieren en skelet zorgen samen voor bewegingen. Alle spieren samen vormen het spierstelsel. 

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spieren zijn?
A
Een weefsel
B
Een orgaan
C
Een organenstelsel
D
Een cel

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen spieren zonder het skelet?

Kan het skelet zonder spieren?
A
ja, ja
B
,ja, nee
C
nee, ja
D
nee, nee

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spieren
  • Aan je botten zitten spieren. Hierdoor kan je bewegen.
  • Al deze spieren samen noem je het spierstelsel.
  • Je lichaam heeft nog meer spieren, deze spieren zitten in je organen zoals je maag en hart.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar zitten al je spieren?
  • spieren zitten onder je huid
  • zitten aan de botten vast zodat je ze kunt bewegen
  • spieren zitten in organen (maag, darmen)
  • je hart is een spier
  • aan elk haartje zit een spiertje




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 spierbevestiging en spierbewegingen 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het hart is een spier
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kippenvel ontstaat door spieren. Wat klopt over deze spieren?
A
De spieren zitten vast aan botten
B
De spieren bevinden zich in de huid
C
Het komt zowel voor dat deze spieren aan botten als aan de huid vast zitten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je met je spieren?
  • Bewegen van je lichaam 
  • Bijvoorbeeld: lachen, praten, lopen, buigen en strekken
  • Buispieren en strekspieren 
  • Dit noem je antagonisten


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antagonisten 
Iedere spier heeft een antagonist.

Een spier kan namelijk zichzelf niet ontspannen: daar heeft hij zijn antagonist voor nodig!!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antagonisten
Antagonisten:    Buig- en strekspier 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als spier 2 korter en dikker wordt, wordt spier 4...
A
Korter en dikker
B
Langer en dunner
C
Korter en dunner
D
Langer en dikker

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet spier 1?
Hoe heet spier 2?
A
Nr 1: armbuigspier Nr 2: armstrekspier
B
Nr 1=armstrekspier Nr 2=armbuigspier

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de spier die de tegenovergestelde beweging van een spier maakt?
A
Antagonist
B
Antibiotica
C
Anorganisch
D
Anarchist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spierblessures

Spierpijn: er blijven afvalstoffen in de spier achter.
Spierkneuzing: er zijn bloedvaatjes in de spier stukgegaan.
Spierkramp: een spier trekt plotesling samen.
Spierscheuring/zweepslag: er ontstaat een scheurtje in de spier.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke spierblessure is dit?
Een "zweepslag" in de kuitspier.
A
Spierpijn
B
Spierkneuzing
C
Spierkramp
D
Spierscheuring

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen spierblessure?
A
Kramp
B
Spierpijn
C
Verstuiking
D
Kneuzing

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies