ICT Les voor Volwassenen

• Wereldburgerschap
• Kleuteronderwijs

ICT Les voor Volwassenen

Doelstelling

Aan het eind van de les kun je inloggen op een laptop en smartphone en ken je het verschil tussen beiden.

Vertel de studenten wat ze kunnen bereiken aan het eind van de les.

Wat weet je al over inloggen op een laptop of smartphone?

Inloggen op een laptop

Open de laptop en voer het wachtwoord in om in te loggen.

Demonstreer hoe je een laptop moet openen, inloggen en vraag de studenten om hetzelfde te doen.

Inloggen op een smartphone

Veeg omhoog op het scherm en voer het wachtwoord of pincode in om in te loggen.

Demonstreer hoe je een smartphone moet ontgrendelen en vraag de studenten om hetzelfde te doen.

Verschil tussen een laptop en smartphone

Een laptop is over het algemeen groter dan een smartphone en heeft een toetsenbord en een muis. Een smartphone is kleiner en heeft geen toetsenbord of muis.

Leg uit wat de verschillen zijn tussen een laptop en een smartphone en vraag de studenten om andere verschillen te noemen.

Laptop en smartphone functies

Een laptop kan worden gebruikt voor taken zoals het schrijven van documenten, surfen op internet en het bekijken van video's. Een smartphone kan worden gebruikt om te bellen, sms'en, surfen op internet en foto's te maken.

Leg uit waarvoor laptops en smartphones kunnen worden gebruikt en vraag de studenten om andere functies te noemen.

Inloggen oefenen

Laat de studenten oefenen met inloggen op een laptop en smartphone.

Laat de studenten inloggen op een laptop en smartphone om hun vaardigheden te oefenen.

Quiz

Test de kennis van de studenten over het inloggen op een laptop en smartphone en het verschil tussen beiden.

Geef de studenten een quiz om hun kennis te testen en eventuele fouten te corrigeren.

Samenvatting

Herhaal kort wat er in de les is geleerd en benadruk de belangrijkste punten.

Geef een korte samenvatting van de les en vraag de studenten om eventuele vragen te stellen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.