Lenzen zijn zo bijzonder, omdat ze licht heel precies breken: lichtstralen die op eenzelfde manier aankomen worden allemaal naar hetzelfde punt 'toegestuurd' (bijv. het brandpunt)
Slide 4 - Tekstslide
1 Juist of onjuist
a Bij een verkleining is N groter dan 1,0. Juist of onjuist?
b Iedere lichtstraal die door een lens valt verandert van richting?
c Iedereen die een bril met plusglazen moet dragen is verziend?
d De lenzenformule geeft het verband tussen b, v en f?
Slide 5 - Tekstslide
a) Noteer de nummers van de bolle lenzen.
b) Noteer ook de nummers van de holle lenzen
a) 4 en 6
b) 1 en 7
Slide 6 - Tekstslide
a) Een standbeeld van 1,2 meter hoog verschijnt als een beeld van 31 mm op de beeldchip van een camera. Toon aan dat de vergroting gelijk is aan 0,026.
Slide 7 - Tekstslide
b Direct naast het standbeeld staat een kopje. Het beeld van het kopje is exact 2,9 mm groot. Bereken de grootte in cm van het echte kopje.
Slide 8 - Tekstslide
c) De afstand tussen de camera en het standbeeld is 1,7 meter. Bereken de beeldafstand in de camera in millimeter.
Slide 9 - Tekstslide
Construeer het beeld in de onderstaande situatie op de bijlage. Gebruik steeds drie constructiestralen voor de constructie van een beeld.
Slide 10 - Tekstslide
Je ooglens kan accommoderen om voorwerpen dichtbij goed te kunnen zien.
a) Wat gebeurt er met de vorm van de ooglens als je accommodeert?
De ooglens wordt boller.
b) Wat verandert er dan aan de sterkte van de ooglens?
De ooglens wordt sterker.
Slide 11 - Tekstslide
Een voorwerp van 6,0 cm hoogte staat 9,0 cm voor een bolle lens met een brandpuntsafstand van 40 mm. De diameter van de lens is 6,0 cm.
a Bereken de beeldafstand.
Slide 12 - Tekstslide
b Bereken de grootte van het beeld.
Slide 13 - Tekstslide
Josien heeft van een opticien een aantal oude contactlenzen gekregen.
a) Eén van de contactlenzen heeft een brandpuntsafstand van 62 cm. Bereken de lenssterkte van deze lens.
Slide 14 - Tekstslide
b Een andere lens heeft een sterkte van -1,5 dpt. Bereken de brandpuntsafstand van deze lens.
Slide 15 - Tekstslide
c) Josien kan aan de contactlenzen niet zien welke lenzen bol en welke hol zijn. Beschrijf een manier waarop Josien kan achterhalen welke contactlenzen plus zijn en welke min.
Het antwoord moet het inzicht bevatten dat een bolle lens het licht bundelt en een holle lens het licht divergeert. Voorbeeld: houd de lenzen in de zon en kijk of je een klein lichtpuntje kunt zien. Een bolle lens heeft een brandpunt en een holle lens niet.