7.3 De Wetenschappelijke Revolutie

Leerdoelen
  • uitleggen wat het verschil is tussen rationalisme en empirisme in de wetenschap;
  • uitleggen welke omstandigheden leidden tot het ontstaan van een wetenschappelijke revolutie in Europa in het algemeen en de Republiek in het bijzonder;
  • uitleggen dat de wetenschappelijke revolutie leidde tot een nieuw wereldbeeld én dat dit een langzaam proces was.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • uitleggen wat het verschil is tussen rationalisme en empirisme in de wetenschap;
  • uitleggen welke omstandigheden leidden tot het ontstaan van een wetenschappelijke revolutie in Europa in het algemeen en de Republiek in het bijzonder;
  • uitleggen dat de wetenschappelijke revolutie leidde tot een nieuw wereldbeeld én dat dit een langzaam proces was.

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkend aspect

De wetenschappelijke revolutie

Slide 2 - Tekstslide

Veranderende werkwijze in de 17e eeuw
  • Tijdens de Renaissance in de 16e eeuw hadden wetenschappers nog groot ontzag voor Griekse wetenschappers uit de oudheid die in hun tijd nog geen experimenten uitvoerden. 
  • In de 17e eeuw gingen wetenschappers echter proeven en waarnemingen doen. Experimenteren en observeren en logisch nadenken ging dus een grote rol spelen (empirie).
  • De wiskundige Fransman Descartes gaf aan dat zintuiglijke waarnemingen onbetrouwbaar en misleidend kunnen zijn. Wiskundige wetten lagen volgens hem aan de basis van de wereld begrijpen  (rationalisme).
  • Wetenschap werd ook gestimuleerd door: scheepvaart en oorlogvoering (navigatie/techniek), concurrerende overheden en oprichting van wetenschappelijke academies en publicatie wetenschappelijke tijdschriften.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wetenschap op 2 manieren
  1. Rationalisme:  Descartes: logisch redeneren als meest zuivere bron van kennis (wiskundige principes). Zintuiglijke waarneming kan onbetrouwbaar zijn. 
  2. Empirisme: Bacon: waarneming met behulp van onze zintuigen is de basis van kennis. Belangrijk binnen de natuurwetenschappen (proefjes doen).
  • Deze 2 stromingen vormden de basis voor de moderne wetenschap
  • In de 17e eeuw ontplooide de wetenschappelijke revolutie zich ten volle. We zien een stroom aan nieuwe ontdekkingen, vooral in de sterrenkunde, wiskunde en natuurkunde (natuurwetenschappen).

Slide 5 - Tekstslide

Ingrijpende veranderingen in de wetenschap
  • In de 16e eeuw vond een afbraak plaats van de oude wetenschap van Griekse wetenschappers zoals Aristoteles en de sterrenkundige Ptolemaeus.  Zij beweerden dat de aarde het middelpunt was van het heelal (geocentrische theorie)
  • Copernicus schreef in 1530 in zijn boek Revolutionibus dat de zon het middelpunt vormde en de aarde om de zon bewoog (heliocentrische theorie). Hij durfde het boek pas te publiceren op zijn sterfbed in 1543.
  • In de 17e eeuw kwamen Kepler en Galilei met bewijs van zijn theorie door waarneming met telescopen.
  • Galilei kwam met de kerk, die niets moest weten van een heliocentrisch wereldbeeld, in conflict en werd veroordeeld tot levenslang huisarrest.

Slide 6 - Tekstslide

Een kosmos zonder God?
  • Descartes zag de wereld als een machine (mechaniek) die ooit door God in beweging was gezet, maar die nu zelfstandig functioneerde volgens bepaalde natuurwetten.
  • Dit mechanistisch wereldbeeld (ook wel: deïsme) was in strijd met de kerkelijke aanname dat God ingrijpt in de wereld.
  • Spinoza (Nederlandse filosoof / afbeelding) ging nog verder: God was niet ‘iemand’ die de schepping had bedacht, maar hij was de schepping (geen menselijke eigenschappen). Wie God wilde kennen, zo stelde Spinoza, moest de natuurwetten bestuderen, niet de Bijbel. De Heilige Schrift was dan ook niet het woord van God, maar geschreven door mensen. (zijn werk vaak anoniem uitgegeven)

Slide 7 - Tekstslide

oorzaken voor het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie
  • Een meer tolerant klimaat om wetenschappelijke werken te kunnen publiceren (vooral in de Republiek, later ook op andere plekken in Europa) 
  • pas opgerichte universiteiten in de Republiek bekend om hun opvallende openheid ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen, onder meer in de wiskunde en de natuurfilosofie (wetenschappelijke academies in Frankrijk en Engeland) - dus een breuk met middeleeuwse onderwijsinstellingen die meer kennis doorgaven.
  • Onderzoekers uit de 16e en 17e eeuw maakten gebruik van ambachtelijke kennis voor de vervaardiging van hun eigen instrumenten (sterrenkijkers, microscopen, uurwerken en dergelijke). Bijvoorbeeld: Spinoza was eerder lenzenslijper geweest onder Christiaan Huygens
  •  Tijd en geld om onderzoek te doen en dingen uit te vinden

Slide 8 - Tekstslide

HERHALING
  • Op welk gebied werden nieuwe inzichten verworven tijdens de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw?
  • Wat was het grote verschil tussen wetenschappers uit de 16e en 17e eeuw in hun manier van onderzoek 
  • Welke twee stromingen van onderzoek doen uit de 17e eeuw, vormde de basis van de moderne wetenschap
  • Wat was de kritiek van Descartes op de empirische manier van onderzoek doen?
  • Waarom stimuleerde de tijd van van de uitbouw van Europese wereldwijde overheersing de wetenschappelijke revolutie? Geef 3 redenen!

Slide 9 - Tekstslide

HERHALING
  • Welke onderzoeker uit de 16e eeuw brak al met de oude Griekse inzichten van het geocentrische wereldbeeld van Ptolemaeus? Waarom stond inzicht dit op gespannen voet met de kerk?
  • Welke wetenschappers bouwden verder op de ideeën van Copernicus en leverde daar ook bewijs voor? Welke uitvinding was daarbij cruciaal?
  • Het godsbeeld van wetenschappers als Descartes en het godsbeeld van de kerk verschilde enorm. Leg dit uit! Gebruik het juiste begrip om dit te duiden.
  • Spinoza ging nog een stap verder dan Descartes wat betreft godsbeeld. Leg uit!
  • Noem 3 maatschappelijke factoren waardoor de wetenschap in de Republiek werd gestimuleerd

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wat stelde Newton vast?
A
Natuurwetten gelden altijd en overal
B
Natuurwetten gelden niet altijd
C
Alle voorwerpen oefenen aantrekkingskracht uit op elkaar
D
Sommige voorwerpen hebben geen last van zwaartekracht

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Wie heeft de verrekijker ontdekt?
A
Hans Lipperhey
B
Galileo Galilei
C
Copernicus
D
Christiaan Huygens

Slide 14 - Quizvraag

Welke techniek paste Lipperhey toe?
A
2 lenzen op elkaar houden in een koker
B
2 lenzen achter elkaar houden in een koker
C
4 lenzen in een buis
D
4 geslepen lenzen in een buis

Slide 15 - Quizvraag

Welke uitvinder ontwikkelde de verrekijker tot een telescoop?
A
Hans Lipperhey
B
Christiaan Huygens
C
Frederik Telescoop
D
Galilei

Slide 16 - Quizvraag

Leg uit welk beeld mensen tot aan de 16e eeuw hadden van het heelal

Slide 17 - Open vraag

Noem een verschil tussen het denken van wetenschappers in de tijd van ontdekkers en hervormers en de tijd van regenten en vorsten

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

De Nederlander Christiaan Huygens
A
Maakte de telescoop nog beter!
B
Ontdekte Saturnus en Mars
C
Ontdekte de ringen om Saturnus
D
Ontdekte buitenaards leven

Slide 20 - Quizvraag

De Griekse filosofen hadden in de Oudheid beweerd dat de Aarde het middelpunt was
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video