Quiz H 7, 8 en 9

Quiz 
H7, 8 en 9
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Quiz 
H7, 8 en 9

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande antwoorden is een voordeel/zijn voordelen van vrijwillig sparen?
A
De kosten van vrijwillig sparen zijn relatief hoog
B
Je kunt de inleg beperken als het financieel even wat minder gaat
C
De werkgever legt een deel in en betaalt mee
D
Je kunt zelf bepalen waar je het geld aan besteed.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aandeel
Obligaties
Beleggings-
fondsen
Deelname in eigen vermogen van een bv/nv
Lening aan bedrijf
Van staat of bedrijf
Dividend
Interest
Beleggers met vergelijkbare beleggingsdoelen

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie moet zorgen voor het grootonderhoud aan een huurwoning?
A
Verhuurder
B
Huurder

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Siebel woont in een huurwoning. Mag zij zelf beslissen een dakkapel op de woning te plaatsen?
A
Ja, want zij woont in het huis
B
Nee, want zij moet toestemming vragen aan de verhuurder
C
Nee, want zij moet eerst een vergunning aanvragen
D
Ja, want zij is eigenaar van het huis

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande partijen heb je altijd nodig bij de aankoop van een woning?
A
Makelaar
B
Hypotheekadviseur
C
Bank
D
Notaris

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bank wil graag zekerheid over de waarde van de woning voordat zij een hypotheek verstrekt.
Wie schakelen zij daarvoor in?
A
Makelaar-taxateur
B
Makelaar
C
Hypotheekadviseur
D
Notaris

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heten de twee soorten huurwoningen in Nederland?
A
Speciale huur en B
B
Vrije-sector
C
Sociale huur en B
D
Open- en gesloten sector

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de antwoorden hieronder zijn GEEN materiële vereisten tot het aangaan van een huwelijk?
A
Beide personen moeten meerderjarig zijn
B
Beide personen moeten ongehuwd zijn
C
Beide personen mogen geen bloedverwant zijn
D
Beide personen mogen geen druk ervaren

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je niet naar de notaris gaat, wordt er vanaf 1 januari 2018 getrouwd in?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het genoemd als twee personen hun voornemen tot een huwelijk kenbaar maken?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een juridisch gelijke samenlevingsvorm voor het huwelijk?
A
Samenlevingscontract
B
Geregistreerde samenleving
C
Partnerschap contract
D
Geregistreerd partnerschap

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij deze samenlevingsvorm of vormen hebben beide ouders automatisch gezag over de kinderen
A
samenwonen met contract
B
samenwonen zonder contract
C
huwelijk
D
gergistreerd partnerschap

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort níet in onderstaand rijtje thuis?
A
Geregistreerd partnerschap
B
Trouwen in beperkte gemeenschap van goederen
C
Samenwonen met een notarieel samenlevingscontract
D
Trouwen onder huwelijkse voorwaarden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: Bij samenwonen met een notarieel samenlevingscontract ben je automatisch elkaars erfgenaam als partners
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Je bent alleen erfgenaam van je partner als jouw partner jou in zijn/haar testament heeft laten opnemen.