Thema 3 les 19 en 20

Thema 3 les 19 en 20
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3 les 19 en 20

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Ik kan de trap van vergelijking in de zin gebruiken.



Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld
Mooi - ....... -.......
Leuk - ......... -.......
Goed - ........ - ........
Graag - ........ - ........

Slide 3 - Tekstslide

Succes!!
Maak de opdrachten zo goed mogelijk!

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf de trap van vergelijking op.

Slide 5 - Tekstslide

raar - .......... - ..........
Doe het zo: leuker - leukst

Slide 6 - Open vraag

wijs - .......... - ..........
Doe het zo: leuker - leukst

Slide 7 - Open vraag

klein - .......... - ..........
Doe het zo: leuker - leukst

Slide 8 - Open vraag

groot - .......... - ..........
Doe het zo: leuker - leukst

Slide 9 - Open vraag

Opdracht 2
Vul het juiste woord in.

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik groot, klein of leuk.
Vandaag was de .... dag van de vakantie.

Slide 11 - Open vraag

Gebruik groot, klein of leuk.
Mini? Wat is er ..... aan dan?

Slide 12 - Open vraag

Gebruik groot, klein of leuk.
Het is een .... park met huizen uit heel Indonesië.

Slide 13 - Open vraag

Gebruik groot, klein of leuk.
Zijn het .... huizen dan in Madurodam?

Slide 14 - Open vraag

Gebruik groot, klein of leuk.
Veel ...... huizen. Ze zijn namelijk op ware grootte.

Slide 15 - Open vraag

Opdracht 3
Maak de trap en vul de juiste vorm in

Slide 16 - Tekstslide

druk - .......... - ..........

Slide 17 - Open vraag

gaaf - .......... - .........

Slide 18 - Open vraag

Piet is de ....... van de groep. (jong)

Slide 19 - Open vraag

Deze auto rijdt veel ........ dan de blauwe auto. (snel)

Slide 20 - Open vraag

Wij wandelen in de ....... bossen. (fris)

Slide 21 - Open vraag

Dit jaar reizen we ..... dan vorig jaar. (ver)

Slide 22 - Open vraag

Jij zag zeker veel ...... dan ik. (weinig)

Slide 23 - Open vraag

Hoe ..... je kijkt, hoe ...... je ziet. (goed, veel)

Slide 24 - Open vraag

Opdracht 4
Er staat een zin. Schrijf de goede trap van vergelijking op. Voorbeeld:
Meer plezier voor het hele gezin.
veel - meer - meest

Slide 25 - Tekstslide

Frites met minder vetten.

Slide 26 - Open vraag

Verse koffie!

Slide 27 - Open vraag

De beste show van Europa!

Slide 28 - Open vraag

De hoogste glijbaan staat in Bennebroek.

Slide 29 - Open vraag

Ik kan de trap van vergelijking goed gebruiken.
Ik vind het lastig.
Ik kan het redelijk.
Ik kan het goed.

Slide 30 - Poll

Je bent klaar met de taalles!

Slide 31 - Tekstslide