5.3 en 5.4

Paragraaf 5.3 en 5.4
Welkom!
Leerdoelen
Wat weten jullie nog?
5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?
5.4 Als je zonder werk zit.

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.3 en 5.4
Welkom!
Leerdoelen
Wat weten jullie nog?
5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?
5.4 Als je zonder werk zit.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 5.3
Je leert in deze paragraaf:
Wat de arbeidsmarkt en werkgelegenheid is.
Wanneer je bij de beroepsbevolking hoort.
Hoe de wet regelt dat iedereen kans heeft om te werken.
Welk deel van de mensen actief is op de arbeidsmarkt.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 5.4
Je leert in deze paragraaf:
Wat de gevolgen zijn als je werkloos wordt.
Wat het UWV voor je kan doen als je werkloos wordt.
Wat conjuncturele werkloosheid is.
Wat structurele werkloosheid is.
Wat het verschil is tussen frictiewerkloosheid, seizoenswerkloosheid en regionale werkloosheid.

Slide 3 - Tekstslide

Bij welke ondernemingsvormen heb je aandelen?
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvormen ben je privé aansprakelijk?
A
BV
B
Eenmanszaak
C
NV
D
VOF

Slide 5 - Quizvraag

De ondernemingsvorm van bedrijven op de beurs:
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 6 - Quizvraag

De ondernemingsvorm VOF staat voor:
A
Vennootschap onder financiën
B
Vereniging onder firma
C
Vennootschap over firma
D
Vennootschap onder firma

Slide 7 - Quizvraag

Bij deze ondernemingsvormen wordt vennootschapsbelasting betaald.
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Besloten Vennootschap
D
Naamloze Vennootschap

Slide 8 - Quizvraag

Dustin werkt vrijwillig in het bejaardenhuis. Dit is een voorbeeld van
A
Zwart werk
B
Wit werk
C
Grijs werk

Slide 9 - Quizvraag

Sandra werkt als schoonmaakster bij een gezin thuis. Ze krijgt hiervoor elke keer 50 euro contant. Wat voor een werk is dit?
A
Wit werk
B
Grijs werk
C
Zwart werk

Slide 10 - Quizvraag

Wat hoort niet tot ´wit werken´
A
Politieagent
B
Docent
C
Arts
D
Vrijwilliger

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer je wit werk doet, werk je in de formele sector. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 13 - Quizvraag

Bij welke productiesector hoort het onderwijs?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 14 - Quizvraag

Welke productiesector is in een derdewereldland veel groter dan in een Westers land?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 15 - Quizvraag

Arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.
De vraag komt van bedrijven en de overheid -> vacatures
De vraag naar arbeid bepaalt de werkgelegenheid. De werkgelegenheid bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.

Slide 16 - Tekstslide

Beroepsbevolking
Alle aanbod op de arbeidsmarkt komt van de beroepsbevolking. Dat is iedereen tussen de 15 jaar en de pensioenleeftijd die werkt of als werkloze opzoek is naar een baan.
Als jij gaat solliciteren op een baan, biedt jij jouw arbeidskracht aan.

Slide 17 - Tekstslide

Algemene wet gelijke behandeling
Verbiedt het maken van onderscheid op basis van geslacht, ras, leeftijd, religie of afkomst. 

Slide 18 - Tekstslide

Recht op deeltijdwerk
In de wet staat ook dat iedereen die dat wil, in deeltijd mag gaan werken. Steeds meer mensen hebben een flexibele baan. Zij werken wanneer het bedrijf hen nodig heeft. Zij werken dan als uitzendkracht of oproepkracht (met 0-uren contract).

Slide 19 - Tekstslide

Arbeidsparticipatie
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking hoort.

Beroepsbevolking : totale bevolking x 100 

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer officieel werkloos?
Je bent werkloos als:
-Tussen de 15 jaar en pensioenleeftijd bent
-En geen baan hebt
-En actief opzoek bent naar een (nieuwe) baan
Werkloosheid ontstaat wanneer het aanbod van arbeid groter is dan de vraag erna.

Slide 21 - Tekstslide

UWV
Wie werkloos is, kan een WW-uitkering aanvragen bij het UWV (uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen).
Het UWV helpt je bij het zoeken naar een nieuwe baan en beoordeelt of je recht hebt op een WW-uitkering en hoe lang.
geregistreerde werkloosheid: ingeschreven bij UWV.
Verborgen werkloosheid: niet ingeschreven bij UWV.

Slide 22 - Tekstslide

Conjuncturele werkloosheid
Mensen worden werkloos omdat de vraag naar goederen en diensten daalt.
Dit komt voor als het slechter gaat met de economie. Mensen geven dan minder geld uit. Hierdoor verkopen bedrijven minder en hebben ze minder personeel nodig. 
Dit is tijdelijk.

Slide 23 - Tekstslide

Structurele werkloosheid
Is het gevolg van de aanbodkant in de economie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan veranderingen in de productie.
Robots, lageloonlanden, geen verouderde producten, personeel heeft niet de juiste opleiding. 
Is blijvend. 

Slide 24 - Tekstslide

Andere soorten werkloosheid
Frictiewerkloosheid: kortdurend, tussen 2 banen in of net afgestudeerd.
Regionale werkloosheid: is in een bepaald gebied hoger dan in de rest van het land.
Seizoenswerkloosheid: werkzaamheden kunnen alleen in een bepaald deel van het jaar uitgevoerd worden. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video