In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3:
ENERGIE
Slide 1 - Tekstslide
Ken je het nog van vorige periode?
Slide 2 - Tekstslide
We werken vaak met grote waardes
Slide 3 - Tekstslide
Energieomzetting
Wet van behoud van energie: er gaat geen energie verloren, zie het energie-stroomdiagram:
Slide 4 - Tekstslide
Energieomzetting
Wet van behoud van energie: er gaat geen energie verloren
Maar… de energie die er uit komt is niet altijd 100 % nuttig (paragraaf 4 Rendement)
Slide 5 - Tekstslide
Temperatuurschalen
Wij gebruiken graden Celsius
Celsius (18e eeuw): bevroren water is 0, kokend water is 100.
Maar er is ook... (geen toetsstof)
Kelvin (19e eeuw): gebruikt dezelfde tussenstapjes als Celsius, maar begint bij het absolute nulpunt
Fahrenheit (18e eeuw, net iets eerder als Celsius): bevroren zeewater is 0, lichaamstemperatuur is 100.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wat is GEEN energiesoort
A
warmte
B
licht
C
de zon
D
electriciteit
Slide 8 - Quizvraag
Hoe ontstaat de energiesoort warmte?
A
Door iets de verbranden
B
Door hard te wrijven
C
Door een elektrisch apparaat
D
Doordat een andere energiesoort wordt omgezet in warmte
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de energiesoort die hoort bij deze energiebron?
A
soort: bewegingsenergie
bron:wind / orkaan
B
soort:thermische energie
bron: wind /orkaan
C
soort:chemische energie
bron: wind / orkaan
D
soort: stralingsenergie
bron: wind / orkaan
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
t = 12 min. P = 12 W E = P x t
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Soortelijke warmte
Soortelijke warmte = c
Hoeveelheid warmte er nodig is om
1 gram van een stof 1 graad op te warmen.
Dit is voor iedere zuivere stof anders!
c in J/g* °C
Slide 15 - Tekstslide
Welke gegevens heb ik nodig als ik wil berekenen hoeveel energie ik nodig heb om bijvoorbeeld wat voor een kopje thee aan de kook wil brengen?
Soortelijke warmte
Is uniek voor iedere stof
Geeft aan hoeveel warmte (energie) er nodig is om 1 gram van een stof 1 graad op te warmen.
A
Massa van het water
B
Soortelijke warmte van het water
C
Hoeveel graden ik het wil opwarmen
D
Kookpunt van het water
Slide 16 - Quizvraag
Rekenen met soortelijke warmte
Slide 17 - Tekstslide
Wat geeft de letter 'c' aan in onderstaande formule?
Q=c⋅m⋅ΔT
A
Soortelijke weerstand
B
Soortelijke warmte
C
Warmtecapaciteit
D
Warmtecoëfficïent
Slide 18 - Quizvraag
Verwarm 1,25∙ 10^3 g water totdat de temperatuur is gestegen met 75 °C. De soortelijke warmte van water is 4.2 J/g∙°C.
Bereken hoeveel warmte er is toegevoerd.
A
3,9⋅105J
B
3,9⋅104J
C
3,9⋅103J
D
3,9⋅102J
Slide 19 - Quizvraag
Verwarm 1,25∙ 10^3 g water totdat de temperatuur is gestegen met 75 °C. De soortelijke warmte van water is 4.2 J/g∙°C. Bereken hoeveel warmte er is toegevoerd.