In het Nederlands ziet een standaard zin er zo uit:
onderwerp (wie) - werkw. (doet) - tijd (wanneer) - plaats (waar) - werkw. (wat)
In het Engels ziet een standaard zin er zo uit:
Subject (wie) - Verbs (doet) - Object (wat) - Place (waar) - Time (wanneer)
keep in mind: wie, doet, wat, waar, wanneer