Week 38 KLAS 1

Nederlands klas 1 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands klas 1 

Slide 1 - Tekstslide

Planning deze week:
Les 1: Uitleg Grammatica 2.4 / 2.5 
Les 2: Grammatica 2.6
Les 3: Aan de slag / huiswerk
Les 4: Klassikaal lezen
Les 5: Nieuwsbegrip tekst + sleutelvragen
Les 6: Nieuwsbegrip online + huiswerk





Slide 2 - Tekstslide

Magister Learn
Week 38

Slide 3 - Tekstslide

Les 1: Grammatica 2.4 + 2.5 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) en verleden tijd (vt) herkennen
-Je kunt zinnen van tijd veranderen (van de tt naar de vt en andersom)
-Je kunt de tijdproef uitleggen en toepassen;
-Je kunt in zinnen de persoonsvorm herkennen en benoemen.

Slide 5 - Tekstslide

TT en VT
Een werkwoord staat in de tegenwoordige tijd (tt)
of in de verleden tijd (vt)

Voorbeeld:
Jorien eet een appel. (tt)                  Thijs fietst naar school. (tt)
Jorien at een appel. (vt)                    Thijs fietste naar school. (vt)

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht in tweetallen
Bedenk in 1 minuut 5 werkwoorden 
in de tegenwoordige tijd (tt)
en 5 werkwoorden 
in de verleden tijd (vt).



timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag: huiswerk!
Magister Learn

Week 38
Grammatica
2.4 + 2.5 
Maken opdracht:
9, 10.1-5, 10.6-10, 11.1-5, 11.6-10

Slide 8 - Tekstslide

Les 2: Grammatica 2.6

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm
Een werkwoord kan verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld de persoonsvorm (pv).

De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die je in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd kunt schrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht tijdens filmpje
Om de persoonsvorm te vinden kun je 3 dingen doen.

                                       Schrijf in je schrift welke 3 dingen dit zijn.
timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Tijdproef
Je gebruikt de tijdproef om de persoonsvorm (pv) in een zin te vinden.

Staat een zin in de tegenwoordige tijd, zet hem dan in de verleden tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Staat een zin in de verleden tijd, zet hem dan in de tegenwoordige tijd. 
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.



Slide 13 - Tekstslide

Tijdproef
VOORBEELD
a. Sam zoekt zijn voetbalschoenen. tt
b. Sam zocht zijn voetbalschoenen. vt

Je weet nu: zoekt is in zin a de persoonsvorm. In zin b is zocht de persoonsvorm.

Slide 14 - Tekstslide

Les 3: Aan de slag / huiswerk!
      Magister Learn week 38


Grammatica 2.6
             
Maken opdracht:
12, 14a, 14b, 14c, 15+ 
           
Klaar?
-opdr. 16a + b
-stil lezen

Slide 15 - Tekstslide

Les 4: Klassikaal lezen

Slide 16 - Tekstslide

Les 5+6: 
-Nieuwsbegrip tekst samen lezen
-Sleutelvragen samen maken

Zelfstandig maken/huiswerk:
-Nieuwsbegrip online: woorden + andere tekstsoort 

Slide 17 - Tekstslide