Rekenen met lengtematen

Rekenen met lengtematen

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je verschillende lengtematen omrekenen en verhaalsommen oplossen.

Benadruk het belang van de les en wat de studenten zullen leren.

Wat weet jij al over lengtematen?

Wat zijn lengtematen?

Lengtematen zijn maten die gebruikt worden om de grootte van iets te meten, bijvoorbeeld millimeter, centimeter, meter en kilometer.

Vraag de studenten om zelf een voorbeeld te geven van een lengtemaat.

Omrekenen van lengtematen

Om lengtematen om te rekenen, moet je weten hoeveel eenheden er in een andere eenheid passen. Bijvoorbeeld, 1 meter is 100 centimeter en 1000 millimeter. Dit kun je gebruiken om te rekenen tussen deze maten.

Laat de studenten enkele voorbeelden uitwerken om te laten zien hoe het omrekenen werkt.

Praktijkvoorbeeld

Een tafel is 1,5 meter lang. Hoeveel centimeter is dat?

Laat de studenten zelf het antwoord uitrekenen en bespreek de oplossing.

Verhaalsommen

Verhaalsommen zijn sommen waarbij je een probleem moet oplossen door middel van rekenen. Bijvoorbeeld, 'Als een marathon 42 kilometer is, hoeveel meter is dat dan?'

Laat de studenten zelf een verhaalsom bedenken en deze op het bord schrijven. Bespreek dit vervolgens klassikaal.

Meten met een liniaal

Je kunt lengtematen ook meten met een liniaal. Een liniaal is een meetinstrument dat gebruikt wordt om lengtes te meten.

Laat de studenten zelf met een liniaal verschillende dingen meten, zoals de lengte van hun tafel of boek.

Meten met stappen

Je kunt ook lengtes meten door het aantal stappen te tellen dat je loopt. Dit is echter minder nauwkeurig dan meten met een liniaal.

Laat de studenten zelf de lengte van het lokaal meten door het aantal stappen te tellen.

Samenvatting

We hebben geleerd wat lengtematen zijn, hoe je ze kunt omrekenen en hoe je verhaalsommen kunt oplossen. We hebben ook geleerd hoe je lengtes kunt meten met een liniaal en door het tellen van stappen.

Herhaal het belangrijkste van de les en vraag of de studenten nog vragen hebben.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.