Paragraaf 3.2 Krachten meten (II)

Hoofdstuk 3: Krachten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: Krachten

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling 3.2
  • Paragraaf 3.2
- Practicum
- Uitleg laatste lesstof
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Bereken de zwaartekracht van een een stalen balk van 375 kilogram
A
3750 N
B
375000 N
C
3,75 N
D
375 N

Slide 3 - Quizvraag

Bereken de zwaartekracht van een glas water van 300 gram
A
3000 N
B
3 N
C
30 N
D
300 N

Slide 4 - Quizvraag

Bereken de massa van een voorwerp waarop 450 N werkt.
A
4500 kg
B
4,5 kg
C
45 kg
D
450 kg

Slide 5 - Quizvraag

Welke vervorming is tijdelijk?
plastische of elastische
A
plastische vervorming
B
elastische vervorming
C
beide zijn tijdelijke
D
beide zijn blijvend

Slide 6 - Quizvraag

Fs
Fz
Fn
Fv
Fsp
Kracht van een mens of dier
Duw - of trekkracht van een veer
Aantrekkingskracht van de aarde
Kracht van een ondersteunend oppervlak

Kracht in een touw of kabel 

Slide 7 - Sleepvraag

Een voorwerp is stabiel wanneer het zwaartepunt zich boven het steunvlak bevindt.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Het aangrijpingspunt van de pijl geeft de ........ 
aan waar de kracht wordt uitgeoefend.
De richting van de pijl geeft de ...........
aan waarin de kracht werkt.


De lengte van de pijl geeft aan hoe .......
de kracht is.
plaats
richting
groot

Slide 9 - Sleepvraag

Leerdoelen
  • De leerling weet hoe je krachten kunt meten.
  • De leerlingen weten hoe een krachtmeter werkt. 
  • De leerlingen kunnen de zwaartekracht berekenen. 
  • Krachten op schaal tekenen

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Krachten konden 3 "effecten" hebben. Vormverandering, bewegingsverandering of geen zichtbare gevolgen. In die laatste situatie spreken we over evenwicht. 

De krachten zijn dan aan beide kanten even groot waardoor er niets lijkt te gebeuren. 

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Van dat evenwicht kunnen we gebruik maken als we krachten willen meten. Op een weegschaal of met een krachtmeter (veerunster) gebruiken we dat. De zwaartekracht trekt ons naar beneden en door de normaalkracht of veerkracht worden we omhoog gehouden, de wijzers laten dus eigenlijk zien hoe groot die zwaartekracht is

Slide 12 - Tekstslide

Proef 3
Bekijk de proef in je werkboek. 
Maak proef 3 (blz 172) 

Bij tijd over mag je ook beginnen met afmaken paragraaf 3.2
klassikaal bespreken we de proef na. 

let op: het is een proef en geen speelgoed!

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Zwaartekracht is overal waar massa is. Toch is de zwaartekracht overal anders, zelfs op aarde verschilt het op de plek waar je bent.

Officieel is de zwaartekracht in Nederland 9,81 N per kilogram. Maar om er makkelijk mee te rekenen ronden we dat af naar 10 N/kg.

Dat wil zeggen: Op elke Kilogram, werkt een zwaartekracht van ongeveer 10 N 

Slide 14 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Dit is ook met een formule te berekenen:

                               Zwaartekracht = massa x 10
                                                  𝐹𝑧 = 𝑚 ∙𝑔

𝑔 = 𝑔𝑟𝑎𝑓𝑖𝑡𝑎𝑡𝑖𝑒𝑐𝑜𝑛𝑠𝑡𝑎𝑛𝑡𝑒 10 𝑁⁄𝑘𝑔
Dus wil je de zwaartekracht uitrekenen: De massa (in kg) maal de grafitatieconstante (9,8 N/kg) is de zwaartekracht

Slide 15 - Tekstslide

Extra 3.2
Op aarde hebben we dus een zwaartekracht van 10 N/kg

Op andere planeten is de zwaartekracht groter of kleiner dan die op de aarde. ipv na de 10N/kg gebruiken we dan de waarde die in de tabel staat.

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 Krachten meten
Om die krachten te tekenen moeten we ook weten wat de krachtenschaal is. Is een vector van 5 cm altijd een grotere kracht dan een vector van 3 cm?

De krachtenschaal verteld met hoeveel kracht 1 cm overeen komt. bv. 1 cm ≙ 5 N  of 1 cm ≙ 100 N

Slide 17 - Tekstslide

Als je een kracht wilt tekenen, 
moet je eerst een                                         kiezen.

1cm=50N betekent dat een pijl van 1cm 
een kracht van                        voorstelt.

Een kracht van 150 N teken je op deze schaal als een pijl van  
Krachtenschaal
50 N
3 cm

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is de krachtenschaal?
A
1 cm ≙ 5 Newton
B
2 cm ≙ 50 Newton
C
1 cm ≙ 100 Newton
D
1 cm ≙ 10 Newton

Slide 19 - Quizvraag

Waarom is een krachtenschaal belangrijk?
A
Dan weet je welke kracht je gaat gebruiken
B
Dan weet je hoeveel krachten er zijn.
C
Dan weet je hoe groot je kracht is.
D
Dan weet je hoe lang je een pijl moet tekenen.

Slide 20 - Quizvraag

Teken een 3 blokjes en teken een kracht van 40 N die omlaag gaat. krachtenschaal 1 cm ≙ 10N/20N/40N

Slide 21 - Open vraag

Zelfstandig aan de slag
Lees paragraaf 3.2 door.

Maak de vragen van paragraaf 2.

Ben je klaar? kijk naar de leerdoelen op blz 133. Kun jij nu al die doelen behalen?


Slide 22 - Tekstslide