Sinterklaas
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Welke woorden van sinterklaas weet jij?
Slide 2 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Wie helpt Sinterklaas?
A
Piet
B
Riet
C
Hans
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe komt Sinterklaas naar Nederland?
A
met de auto
B
met de boot
C
met het paard
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke zin is waar?
A
Sinterklaas geeft cadeautjes.
B
Sinterklaas krijgt cadeautjes.
C
De kinderen geven cadeautjes.
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat doen kinderen in de schoen voor sinterklaas?
A
appel en peer
B
wortel en tekening
C
pepernoten en snoep
D
een liedje
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom heeft piet zwarte vlekken op zijn gezicht?
A
Omdat hij door de modder loopt.
B
Omdat hij veel chocolade geeft.
C
Omdat hij door de schoorsteen gaat.
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de naam van het spel met de papieren?
A
pakjesavond
B
lootjes trekken
C
surprise
D
gedicht
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat heeft Sinterklaas in zijn hand?
A
een mijter
B
een staf
C
een pepernoot
D
een paraplu
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat draagt Sinterklaas op zijn hoofd?
A
een mijter
B
een staf
C
een mantel
D
een tabberd
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Op welke datum is
Sinterklaas jarig?
Sinterklaas jarig?
A
1 December
B
5 December
C
24 december
D
5 november
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Uit welk land komt Sinterklaas?
Slide 14 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
A
N
O
D
R
E
M
T
S
Slide 17 - Woordweb
Maak zoveel mogelijk woorden met de letters in het woordwiel.
- Een woord moet uit tenminste 2 letters bestaan.
- In elk woord moet de letter uit de middelste ring voor komen.
- Je mag per woord elke letter maar één keer gebruiken.
- Afkortingen mogen niet.
De letters kunnen via het bewerkscherm in LessonUp worden aangepast. Hiervoor is een LessonUp-account nodig.
B
N
O
P
R
E
K
T
S
Slide 18 - Woordweb
Maak zoveel mogelijk woorden met de letters in het woordwiel.
- Een woord moet uit tenminste 2 letters bestaan.
- In elk woord moet de letter uit de middelste ring voor komen.
- Je mag per woord elke letter maar één keer gebruiken.
- Afkortingen mogen niet.
De letters kunnen via het bewerkscherm in LessonUp worden aangepast. Hiervoor is een LessonUp-account nodig.
Wat vinden jullie van Sinterklaas?
😒🙁😐🙂😃
Slide 19 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
