H8. 4 "volledige en onvolledige verbranding"

H 8.4 "volledige en onvolledige verbranding"
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H 8.4 "volledige en onvolledige verbranding"

Slide 1 - Tekstslide

Plan van deze les
Bespreken vraag 8 en 9 van 8.3
Lesson-up over 8.4
Start met maken van 8.4

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen

  • Je kunt de aanwezigheid van water en koolstofdioxide aantonen.
  • Je kunt het verschil benoemen tussen een volledige en onvolledige verbranding.
  • Je kunt beschrijven welke reactieproducten een verbranding van koolwaterstoffen heeft

Slide 3 - Tekstslide

vandaag

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling

Slide 5 - Tekstslide

Welke drie voorwaarden moet je hebben om een brand te krijgen
A
brandstof, zuurstof, vuur
B
zuurstof, brandstof ontbrandingstemperatuur
C
hout, lucht, vuur
D
hout, lucht, temperatuur

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent
dit pictogram
A
Giftig
B
Niet mengen
C
Corrosief
D
Irriterend

Slide 7 - Quizvraag

volledige en onvolledige verbranding

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Volledig vs onvolledig 
Volledig: Er is meer dan genoeg zuurstof aanwezig.
Vuur: vlam is blauw

Onvolledig: Er is te weinig zuurstof aanwezig. 
Vuur: vlam is geel 

Slide 10 - Tekstslide

Hoe steek je de brander aan?

Slide 11 - Tekstslide

De brander

Slide 12 - Tekstslide

Oefenopdracht
In een afgesloten erlenmeyer bevindt zich 40,0 g magnesium en 40,0 g zuurstof. Er treedt een verbrandingsreactie op waarbij magnesiumoxide (MgO) wordt gevormd. 
a. Noteer de kloppende reactievergelijking en de massaverhouding
b. Bereken hoeveel gram zuurstof nodig is om 40,0 g magnesium te verbranden.
c. Welke stof is in overmaat aanwezig en hoeveel gram?

Slide 13 - Tekstslide

Oefenopdracht
In een afgesloten erlenmeyer bevindt zich 40,0 g magnesium en 40,0 g zuurstof. Er treedt een verbrandingsreactie op waarbij magnesiumoxide (MgO) wordt gevormd. 
a. Noteer de kloppende reactievergelijking en de massaverhouding


Slide 14 - Tekstslide

Oefenopdracht
In een afgesloten erlenmeyer bevindt zich 40,0 g magnesium en 40,0 g zuurstof. Er treedt een verbrandingsreactie op waarbij magnesiumoxide (MgO) wordt gevormd. 
b. Bereken hoeveel gram zuurstof nodig is om 40,0 g magnesium te verbranden.


Slide 15 - Tekstslide

Oefenopdracht
In een afgesloten erlenmeyer bevindt zich 40,0 g magnesium en 40,0 g zuurstof. Er treedt een verbrandingsreactie op waarbij magnesiumoxide (MgO) wordt gevormd. 
c. Welke stof is in overmaat aanwezig en hoeveel gram?

Slide 16 - Tekstslide

Welk van de onderstaande moleculen is een koolwaterstof?
A
CH4
B
CO
C
CO2
D
H2O

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een reactieproduct van een onvolledige verbranding
(2 antwoorden mogelijk)
A
CO
B
CO2
C
C

Slide 18 - Quizvraag

Welke verbranding is onvolledig?
A
Ruizende vlam
B
Pauze vlam

Slide 19 - Quizvraag

De brander

Slide 20 - Tekstslide

Volledige en onvolledige verbranding


Koolwaterstoffen (verbindingen tussen C en H, zoals methaan (CH4) en benzine (C8H18))


Volledige verbranding: er ontstaat H2O (l) en CO2 (g)

Onvolledige verbranding: er ontstaat CO(g) en/of C (s) en H2O (l)

Slide 21 - Tekstslide

Onvolledige verbranding

 Als er te weinig zuurstof is, dan kan er geen CO2 ontstaan maar er ontstaat CO (g)

CO is kleurloos en reukloos en erg giftig!

Je gaat er snel aan dood

Slide 22 - Tekstslide

Onvolledige verbranding C,H

Slide 23 - Tekstslide

Volledige verbranding

Slide 24 - Tekstslide

Verbrandingsproducten aantonen


Water aantonen met wit kopersulfaat --> wordt blauw
Koolstofdioxide aantonen met helder kalkwater --> wordt troebel. 

Slide 25 - Tekstslide

Wit kopersulfaat

Slide 26 - Tekstslide

Helder kalkwater

Slide 27 - Tekstslide

Waarmee kun je water aantonen?
A
kalkwater
B
kopersulfaat
C
gloeiende houtspaander
D
wit kopersulfaat

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het gevaar van CO
A
giftig
B
niet
C
raak je verslaafd aan
D
je wordt geel

Slide 29 - Quizvraag

Welke milieu-effect wordt veroorzaakt door CO2
A
het wordt warmer
B
versterkt broeikaseffect
C
het wordt kouder
D
ijstijd

Slide 30 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Lees paragraaf 8.4
Maak vraag 11 tm 15

Je mag oordopjes in en rustig overleggen
Ben je klaar?  Maak test jezelf

Slide 31 - Tekstslide

Zwaveldioxide

Slide 32 - Tekstslide