K1 SS7 chapter 2 Stones & writing, Grammar Revision

Welcome ZK1A
STARTKLAAR?
  • Ga op je plek zitten
  • Doe je jas uit
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Oortjes uit 
  • Boek en etui op tafel
  • Tas op de grond
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome ZK1A
STARTKLAAR?
  • Ga op je plek zitten
  • Doe je jas uit
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Oortjes uit 
  • Boek en etui op tafel
  • Tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

Welcome ZK1C
STARTKLAAR?
  • Ga op je plek zitten
  • Doe je jas uit
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Oortjes uit 
  • Boek en etui op tafel
  • Tas op de grond

Slide 2 - Tekstslide

PTO 2 - Week 6 - les 1
Today's mission:
  • Stones
  • Writing
  • Vocabulary: Blooket

Slide 3 - Tekstslide

Stones
1. Magister
2. Leermiddelen
3. Stepping Stones online
4. Kies links: chapter 2 - Time for school
5. Kies rechts: slim stampen
6. Kies dan: Stones
7. Maak alle ZES de oefeningen die daar staan. 

Slide 4 - Tekstslide

woordvolgorde 
wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 5 - Tekstslide

Present Simple: writing
Je gaat zo in het Engels een gewone zin schrijven. Let goed op de voorwaarden:
1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple.
3. Schrijf een (verzonnen) feit.
4. Geef aan waar of wanneer het is.
5. Gebruik hoofdletters en punten.

Slide 6 - Tekstslide

1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple.
3. Schrijf een (verzonnen) feit over jezelf.
4. Gebruik hoofdletters en punten.

Slide 7 - Open vraag

Present Simple: writing
Je gaat zo in het Engels een vraagzin schrijven. Let goed op de voorwaarden:
1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple.
3. Schrijf een (verzonnen) feit.
4. Geef aan waar of wanneer het is.
5. Gebruik hoofdletters en punten.

Slide 8 - Tekstslide

1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple.
3. Schrijf een vraagzin.
4. Gebruik hoofdletters en vraagteken.

Slide 9 - Open vraag

Present Simple: writing
Je gaat zo in het Engels een ontkennende zin
schrijven. Let goed op de voorwaarden:
1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple in een ontkenning.
3. Schrijf een (verzonnen) feit.
4. Geef aan waar of wanneer het is.
5. Gebruik hoofdletters en punten.

Slide 10 - Tekstslide

1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple.
3. Schrijf een ontkennende zin.
4. Gebruik hoofdletters en vraagteken.

Slide 11 - Open vraag

blooket
vocabulary chapter 2

Slide 12 - Tekstslide

Homework
Study:
Grammar chapter 2
Present Simple (vragen/ontkenningen) op blz. 108/110/133
Woordvolgorde op blz. 124/133 



Slide 13 - Tekstslide

PTO 2 - Week 6 - les 2
Today's mission:
  • Grammar Revision
  • - present simple
  • - word order

Slide 14 - Tekstslide

What do you know about questions in the present simple?

Slide 15 - Woordweb

The Present Simple
Questions in the Present Simple



               I like ice cream.     wordt      Do I like ice cream?





             Bob plays football.   wordt   Does Bob play football?


Om een vraagzin te maken, zet je het werkwoord 'do' vooraan in een zin.
Als het onderwerp he/she/it is, gebruik je 'does'. Kijk naar wat er gebeurt met de -s van de persoonsvorm!

Slide 16 - Tekstslide

The Present Simple
Questions in the Present Simple

Kies de juiste vraagzin.




Slide 17 - Tekstslide

My dog likes meat.
A
Does my dog like meat?
B
Does my dog likes meat?
C
Do my dog like meat?
D
Do my dog likes meat?

Slide 18 - Quizvraag

That tree looks 100 years old.
A
Do that tree looks 100 years old?
B
Does that tree looks 100 years old?
C
Does that tree look 100 years old?
D
Do that tree look 100 years old?

Slide 19 - Quizvraag

I always go to parties.
A
Does I always go to parties?
B
Do I always go to parties?
C
Does I always goes to parties?
D
Do I always goes to parties?

Slide 20 - Quizvraag

The Present Simple
Questions in the Present Simple





She is very beautiful.  wordt  Is she very beautiful?

In dit geval gebruik je dus niet do of doesn't.


Het werkwoord 'to be' is bijzonder. 
Als de persoonsvorm am, is, or are, is, wisselt het van plaats met het onderwerp.

Slide 21 - Tekstslide

The King of England is old.
A
Is the King of England old?
B
Does the King of England old?

Slide 22 - Quizvraag

I am at school.
A
Do I at school?
B
Am I at school?

Slide 23 - Quizvraag

The Present Simple
Questions in the Present Simple





They can make  bread.  wordt  Can they make bread?

In dit geval gebruik je dus niet do of doesn't.


Ook als de persoonsvorm can is, wisselt het van plaats met het onderwerp.

Slide 24 - Tekstslide

We can play together.
A
Do we play together?
B
Can we play together?

Slide 25 - Quizvraag

He can see his brother.
A
Can he see his brother?
B
Does he see his brother?

Slide 26 - Quizvraag

The old man always sits in his chair.
the old man always
in his chair?
Maak van deze normale zin een vraagzin: 
Do
Does
Is
sits
sit
sitting
Did

Slide 27 - Sleepvraag

She is my best friend.
she 
my best friend?
Do
Does
Is
Be
Am
Are
Did

Slide 28 - Sleepvraag

Make a quesion:
She is a nice girl.

Slide 29 - Open vraag

Make a quesion:
The dog likes to play.

Slide 30 - Open vraag

What do you know about negations in the present simple?

Slide 31 - Woordweb

Negations



Slide 32 - Tekstslide

Negations



Slide 33 - Tekstslide

Negations



Slide 34 - Tekstslide

Negations



Slide 35 - Tekstslide

Negations



Slide 36 - Tekstslide

Do you know all the grammar for your test?

Slide 37 - Tekstslide

blooket
vocabulary chapter 2

Slide 38 - Tekstslide

Homework
Study for SO
Grammar 4, 5 & 6
Stones 6
Vocabulary chapter 2, F, G & H

Quizlet
 








Slide 39 - Tekstslide